|
|
|
Lee Konitz (alto sax), Dave Liebman (soprano and tenor sax), Richie
Beirach
(piano)
Richie Beirach (1947) speelde oa met Stan Getz, Freddie Hubbard,
Chet Baker en ook al met Lee Konitz en Dave Liebman’s Lookout Farm.
Dave Liebman (1946) speelde oa met John Scofield, Dave Holland,
Billy Hart en Lee Konitz. De twee jongere muzikanten van het trio op
deze CD kennen Lee dus al langer. Lee Konitz (1927) valt te
verbinden met oa Lennie Tristano en Miles Davis lang geleden en gaat
al lang zijn eigen weg. Deze CD is het resultaat van twee
saxofonisten en een pianist, samen drie heren van stand die de
studio introkken om te gaan improviseren. Het ging hen héél goed af.
In twee woorden samengevat krijgt de luisteraar Soepele Grandeur.
Dit is zo’n CD zonder opvallend gevaarlijk bochtenwerk waarop wel
heel beweeglijk wordt gespeeld. Dialogen worden al eens elkaar
aanvullende, elkaar versterkende, soms in de rede vallende
notenreeksen van geconcentreerde muzikanten die elkaar aanscherpen
zonder overhaast of anderszins kort door de bocht te scheuren. Vaak
nemen ze hun tijd en doen ze het rustig aan, groeien de lange
melodieën. Geen mainstream easy listening voor de luisteraar, edoch.
De CD opent met 'In Your Own Sweet Way' van Dave Brubeck. De
propere, sobere intro gaat vlotjes over in steeds meer tintelende
klasse en mondt uit in heerlijke pracht. Waarop het eigen 'Don’t
Tell Me What Key' volgt, op een heel andere manier beweeglijk:
wringend kringelend en met de duistere kracht van mensen die
monsters kunnen worden. Dat wordt dan gevolgd door een naar binnen
plooien in de verstillende diepgang van 'Universal Lament' - naar
verluidt volledig ter plekke geïmproviseerd. Als jazz voor u
poëtisch mag zijn, hier is de poëzie dwingend logisch opgebouwd.
Deze dichterlijke muzikanten weten wat uitpuren en uitbenen is, zij
kunnen hartstochtelijk verdichten zonder snoeverig te worden. Maar
het blijft niet bij poëzie ook al worden verschillende klassiekers
gedeconstrueerd en heropgebouwd.
Van 'Solar' van Miles Davis brengen zij met twee saxen zingend met
piano een lange, ongehoorde versie. Hier en elders wordt naar oude
waarden teruggegrepen en wordt er modern en vrij bij verzonnen en
geïmproviseerd. Het typeert de hele CD die een uitgebalanceerde
afwisseling biedt van vlotte warme songs (zoals de opener, zoals ook
'Thingin’ / All The Things That'…) en schone stukken van trage
dwingende lijnen. Eigen al dan niet ter plekke ontstane composities
maken ongeveer de helft van het repertoire uit. De versies van
standards getuigen van oude swing en bop die wordt geüpgraded naar
de 21ste eeuw.
De saxen en de piano vertellen vloeiend, dan bedachtzaam, soms voor
elkaar naar de achtergrond wijkend, soms solo, soms in duo, zowel
traag als snel steeds weer boeiend. In 'Body And Soul' kiezen de
saxen elk andere lijnen om elkaar aan te vullen. Maw, verlang niet
dat deze CD vooral de pan uitswingt en een overtuigende opeenvolging
van klanken wordt uw deel. Met als slotstuk een versie met scherpe
randen van 'What Is This Thing Called Love' dat klinkt als de kroon
op het werk.
|