|
|
|
Robin Verheyen (sax, kl), Clemens van der Feen (b), Flin van Hemmen
(d), Jozef Dumoulin (p, key), Guillermo Celano (gt)
Op hun tweede CD springt in de samenstelling van het kwartet de
personeelswissel in het oog met Jozef Dumoulin ipv Harmen Fraanje.
Op openingstrack 'Pling Pling' dat op een listig laag volume begint
en dat heel langzaam aanzwelt (zodat je de volumeknop misschien al
gauw twee keer nodig hebt) horen we de gitaar van Guillermo Celano
die ook op het afsluitende 'The Mediator' meespeelt. De
gitaarklanken kunnen voor een verrassingseffect zorgen, zelfs enige
verwarring veroorzaken als je de hoes niet bekeek (en geen recensie
las). De extra snaren zetten mee de toon en introduceren meteen ook
toetsenist Dumoulin die zich graag inlaat met elektronische
spielerei en die hij hier mee inpast in een 'Streven naar Schoonheid
en Perfectie'. Wilde stukken zijn schaars op deze CD, slechts zelden
wil het kwartet prachtige schreeuwen slaken. Of zonder zang toch
luidkeels vrolijk zangerig worden zoals in 'A Shout'.
Al verwijzen enkel 'Harlem Meer' en' A Day in the Life of Turtle'
naar waterwerelden, deze jazz lijkt muziek die opstijgt uit het
oppervlak van een blauwe, glinsterende zee van logisch en wiskundig
abstraheren. De hoes die met minimalistisch design een bloeiende
narcis bevat, past dan ook perfect bij het zoeken naar de essentie
die schoonheid uitmaakt. Herhaaldelijk valt in de opbouw van de
stukken een proces op van stilletjesaan groeien, in knop schieten en
geleidelijk openbloeien. Of om terug te keren naar het water: denk
aan bewegingen die bijna onopgemerkt ontstaan vanonder een stil,
vlak oppervlak. Was de bewegingloosheid wellicht schijn en was er
een zacht wiegen, dat versnelt en dat gaat over in klotsen en
golven, in eb en vloed. Hiermee willen we niet gezegd hebben dat de
muziek over de zee gaat. Titels als 'Entre les Etoiles', 'To Norah'
en 'Colors in Orval' wijzen er wel op dat voor de groep de
afzonderlijke stukken aan concrete personen en zaken gekoppeld zijn.
Van overdaad is in deze muziek geen spoor te vinden. Hier wordt
gestreefd naar schitterende pracht zonder de praalzucht die tot
kitsch kan leiden. Puur en zuiver willen de klanken niet altijd
zijn, maar wel zijn de ideeën van het uitgepuurde soort en de
resultaten knap tot heel knap. De kwaliteit van de composities en
improvisaties overstijgt de loutere optelsom van de individuele
kwaliteiten van deze stuk voor stuk begaafde muzikanten.
Danny De Bock
|