|
|
|
Giovanni Guidi, piano; Gianluca Petrella, trombone; Louis Sclavis,
klarinet; Gerald Cleaver, drums
Met ‘What We
Talk About When We Talk About Love’ als openingsnummer zou je al
bijna denken dat je een standard hoort die je niet meteen herkent.
Het is ook een bekende titel, maar wel van een kortverhaal van
Raymond Carver. In zijn verhalen spelen dialogen dikwijls een grote
rol en die draaien vaak rond moeilijke situaties en tragische
momenten in de levens van gewone mensen. Het alarmerende komt op een
weinig spectaculaire manier in beeld, maar de diepmenselijke
onderwerpen kruipen diep onder de huid. Hoe vaker je deze cd
beluistert, hoe groter de aanpak van deze muzikanten gelijkenissen
schijnt te vertonen met het proza van Carter. De muziek is steeds de
uitkomst van hoe de muzikanten naar elkaar luisteren en op elkaar
reageren, al naargelang het thema rustig of nerveus, in een staat
van heerlijke harmonie of in spanning.
In de eerste helft van de cd klinkt deze uitgave van ECM heel
overdacht en lijkt elke compositie helemaal doorgesproken. Het
begint met een pracht van een eerste nummer, gevolgd door een
afwisseling van werveling en evenwicht. ‘What We Talk About When We
Talk About Love’ straalt een bijzondere schoonheid uit, die uitgaat
van een sobere, melodische aanpak die uitnodigend toegankelijk is.
De pianist en de drummer kiezen voor duidelijke lijnen, herhaling en
trage ontwikkeling. De trombonist toont zich een rustige verteller
die gehoor weet af te dwingen. In nummer 2, ‘Just Tell Me Who It
Was’, duikt voor het eerst de klarinet op die steeds opgewondener
lijkt te spreken en voor het eerst op deze cd pakt een dosis drama
als een zware wolk samen. Het blijft bij een gebald, perfect
afgerond stukje van 3’39”. De opwinding stijgt opnieuw op ‘Jeronimo’
en intussen valt trombonist Gianluca Petrella op met een
expressieve, soms genepen blaasstijl. Hier en daar zal hij er op
deze cd bijna dierlijke schreeuwen mee uitbrengen, terwijl hij
elders de zuiverste noten mooi rond blaast.
De cover van ‘Ida Lupino’ die als vierde track op de cd staat,
draagt er extra toe bij dat alles zo compleet onder controle klinkt.
Deze compositie van Carla Bley krijgt hier een pakkend mooie
uitvoering die op een zo grote hoogte staat als de solo pianoversie
van Paul Bley op ‘Open, to love’ uit 1973. Het wordt sober gebracht,
met een rust en een warmte die (wie daarvoor openstaat) diep kunnen
raken. Met ‘Per I Morti Di Reggio Emilio’ van Amodei krijgen we er
meteen de tweede compositie achteraan die niet afkomstig is van het
centrale duo Guidi/Petrella of ontstaan uit gezamenlijke
improvisatie. Hier zwelt de grandeur aan, met enige pathos.
De namen van Giovanni Guidi en Gianluca Petrella doen misschien niet
meteen een belletje rinkelen, maar voor fans van Enrico Rava kunnen
zij geen onbekenden zijn. Giovanni Guidi heeft met een trio onder
eigen naam al een paar cd’s uit bij ECM. Op deze cd maken de pianist
en de trombonist een uitbreiding van hun duo-project SoupStar en dat
doen ze met twee vermaarde muzikanten – grote namen naast het
terrein van de mainstream, de meer vrije jazz en de improvisatie.
Drummer Cleaver vult ritmisch aan, wellicht blindelings, uit het
blote hoofd en op gevoel. Sclavis horen we niet op elk nummer, maar
als hij er is, dan grijpt hij de aandacht van de luisteraar. Zoals
o.m. op ‘La Terra’ waar hij eerst een heerlijke intro blaast,
waardoor je een compositie verwacht van een grote naam uit de
klassieke muziek.
Als in de tweede helft van de cd de ruimte voor improvisatie groter
wordt - of duidelijker hoorbaar - blijft de muziek prachtig. De
overdachtheid krijgt een spontanere lading, die evenzeer overtuigt.
Je krijgt er meer uithoeken te horen, waar ze samen kunnen geraken
zonder elkaar of het grotere geheel uit het oog te verliezen of te
verwaarlozen. De passie betreedt er minder toegankelijke paden, de
afwisseling gaat langs fantasierijke en dromerige schoonheid, de
ziel waart ook door desolate landschappen… Zo duidelijk als alles
eerst was of toescheen, zo blijft het niet. Zoals in het echte
leven, zoals in kortverhalen van Carver of zoals in de muziek van
Paul Bley dringt improvisatie zich op. Guidi, Petrella, Sclavis en
Cleaver hebben alles in huis om glansrijk te bekoren en scheren in
deze samenwerking hoge toppen.
Danny De Bock
|