back to start !

 

JAZZ - WORLD MUSIC

 

2011

 

enkel toegestuurde info en besproken/te bespreken CD's worden/werden hier vermeld, deze lijst heeft niet de ambitie om álle uitgaven weer te geven !

 

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

2014 2015 2016 2017


   
ID
 
PRODUCENT
 
LABEL
 
PERSTEKST OF (kort) RECENSIE
 
   
 


Arne Van Coillie Unit

De Hipste
 
 
 
 
 
 
 

Om die intrigerende albumtitel te doorgronden moet je eerst effe door de liner notes gaan in het uitstekende bijblad van de CD. Dan verneem je dat de 15 jarige jongen die  Arne eens was niet zo viel voor Madonna of The Cure, zoals z'n leeftijdsgenoten, maar dat-ie het vooral had voor the Duke, Monk en Mingus, niet zo voor de hand liggend op die leeftijd. Dat maakte hém tot de hipste, vond ie zelf, al stond hij wel alleen toen, met dat idee... Arne, met eerder een klassieke piano opleiding, had in die tijd geen echte jazzmentor en zocht het zelf dan maar uit. Dat zulks (weliswaar na latere opleiding aan het Lemmens) zich uiteindelijk vertaalt  nu naar een heel aardige eerste CD betekent dat je je mag verwachten aan een warm muziekliefhebber en dat hoor je ook aan deze plaat. Potten worden er echter niet op gebroken, geen nieuwe paden worden er betreden maar waarom zou de weg van klassieke jazz in een postboptraditie niet goed genoeg zijn ? Arne versmelt z'n vertrouwde trio waar ie al 10 jaar mee samen is tot een 'unit' want een quartet, da's toch meer de som van 4 eenheden daar waar 1 eenheid van 4 zoveel hechter is ? Dat eerder trio bestond al uit Flor Van Leughenhaeghe, bassist die ons vooral bekend is van z'n samenwerking met Jan Muës, én van Luc Vanden Bosch, drummer en ook al Jan Muës gelinkt maar ook aan nog zoveel meer en da's iemand die'k graag op hetzelfde  hoge niveau plaats als Tony Gyselinck, één van m'n favoriete drummers... Daar voegt zich nu dan saxofonist Andy Declerck bij en da's ook al een naam die meer en meer valt,'t is een man die de laatste tijd meer  in the spotlights komt te staan, een carrièrebouwer. Een viermanschap is dit met duidelijke kwaliteiten in 1 Unit, dat klinkt veelbelovend, al is het tenslotte Arne zelf nog die het, wat ons betreft, nog moet bewijzen. Hij is voor ons de enige onbekende eend in de bijt, maar dat zou nu gauw kunnen gaan veranderen...

 Die unit klinkt  meteen wél gesmeerd met titelsong 'de Hipste' waar het samenspel meteen de 'click' bevestigt tussen deze mannen. Smooth jazz van een fijn combo waar ieder ruim z'n zegje krijgt, mooie compositie ook meteen, want het grote deel  van de songs op deze schijf zijn composities van Arne. 'Vertical composition with Blues and White', is er één voor na't ontbijt, als de rush naar de werkplek begint, absoluut met een Monk feel en hier krigt ieder mooi z'n eigen soloplekje. Later vervolgen we met meer van dát maar Arne heeft voor ons nu eerst de mooie ballade 'Seen the Light' voorzien, een eerste rustpauze die meteen wel een goeie 9' uitloopt. Niet dat het stoort hoor, de soli kunnen boeien en de ritmesectie loopt mooi mee, drums en cimbalen tekenen mooie kantlijntjes en de bassolo van Flor voelt goed, mooi zo ! 'Silverfish' swingt daar voor de verandering achteraan, uptempo voortstappend, in een Horace Silver mood, ja, zo hebben we het ook graag want...

... met 'A Ballad in Between' krijgen we exact wat de titel zegt, een ballade, echter van het salon type nu, met vork op de snaredrum, mooi voor de liefhebbers van zulke zoetigheid maar echter té glad wat mij betreft...'All of You', van Cole Porter zet daar passend een gans ongevaarlijk salondansje achteraan , maar toch !...hier wel je aandacht voor de mooie pianosolo die tot op de puntjes van de tenen gaat...

Voor mij echter toch liever 'Too much' dan, wat gevaarlijk bassend aanslaat en je vingerknippend verder brengt, de blazerskwaliteiten van Andy Declerck staan bij deze  als de spreekwoordelijke paal boven water en de  vingervlugge pianosolo van Arne sluit mooi aan bij diens solo...abrupt einde en applaus....In kontrast daarachter start 'Fleeting' , eerst balladegewijs, daarna ontwikkelend als een walsje dat op kousevoetjes wordt gedanst, schoon in onschuld...de sopraansax bevestigt...'Upper Manhattan Medical Group' van Billy Strayhorn is dan naar het einde toe  een tweede en laatste cover, vriendelijk en vrolijk voortboppend, beschaafd weer ruimte latend aan de soli, het geheel ritselend van Luc's zalvende cimbaaltjes en drumdingetjes...

Finaal gaan Arne en Andy dan beiden in 'Favourite Saints'aan de start, inderdaad een eerder nogal hilarisch gegeven, om very up tempo deze eerste CD  te beëindigen met een knipoog naar Parker toe...

'De Hipste' van de Arne Van Coillie Unit laat je dus wel een beetje in tweestrijd achter...héél toegankelijk is die met genoeg karakter en vakmanschap om dit onder de noemer 'kwaliteit' te klasseren maar gelijk is het ook wat té gladjes om weerbaar te zijn en stand te kunnen houden in het 'nieuwe Belgische' of bij uitbreiding 'nieuwe Internationale' jazzlandschap met al z'n grilligheden, maar voor velen kan dit mogelijks ook net daarom de sterkste troef wezen ...

 

Alleszins een aardige melodische schijf en écht iets om voor de eindejaarsdagen kadoo te geven of te krijgen !


Winus

 
 
 
 


AB BAARS TRIO

20 YEARS 1991 - 2011 5CD-BOX
 
 
 
 
 
 
 

Deze 5 CD box komt als een eigenzinnige bloemlezing uit 20 jaar Ab Baars Trio, een trio dat nooit van bezetting is veranderd, wel soms uitgebreid met gastmuzikanten, zoals op de live CD in de box 'Party At The Bimhuis' met als gasten oa Misha Mengelberg en Ig Henneman. Opnames met Roswell Rudd (1998) en met Ken Vandermark (2008) vind je niet in de box. Wel de recente CD 'Gawky Stride' van 2011 als 5de album. De box geeft een overzicht van de vroege jaren tot… nu zou je willen zeggen, maar dit trio blijft evolueren en vierde intussen het 20-jarig bestaan met een live tour in Europa (niet in België). We verwijzen voor een enthousiast concertverslag graag naar goddeau
Begin je met deze box aan een chronologische kennismaking, dan hoor je op '3900 Carol Court' uit 1992 muziek die bijna verbazend recent klinkt. De zo goed als 20 jaar oude nummers sluiten aan bij vooruitstrevende Europese en Amerikaanse vrije muziek van nu. Makkelijke muziek kun je dit niet noemen, maar het heeft zo zijn eigen swing in grooves en stoterige, soms stoeterige uitwerking. '3900 Carol Court' was het adres in Los Angeles van John Carter bij wie Ab Baars les volgde in 1989. Op muziek van de befaamde klarinet en sax spelende Carter gaat de CD 'A Free Step' in (1999). Het is een doorleefde hommage en ook hier legt het trio er markant veel eigenheid in. Met deze twee CD's uit de jaren '90 krijgt de luisteraar een overtuigende indruk van hoe deze drie zich een eigen plaats wisten te creëren in de wereld van improvisatie en (instant) componeren. Dit is krachtige muziek die familie is van waar bvb die van pakweg Atomic of van Ken Vandermark nu ook voor staat: getuigend van belangstelling voor zowel oude traditie als voor Amerikaanse free jazz en de Europese impro-tegenhanger en van daaruit met een persoonlijke aanpak in nieuwe verhalen gegoten. We horen muzikanten die eigen vormen uitdenken en nummers maken als sculpturen, met dwarse thema's, broze evenwichten, vreemde spelletjes met licht en vormen. Het mag duidelijk zijn dat de drie een beetje vreemde vogels zijn voor wie zweert bij mainstream jazz. Ook daar vind je muzikanten met een achtergrond die boogt op invloeden uit klassieke muziek, jazz, hiphop en muziek uit verschillende culturen, maar Baars, De Joode en Van Duynhoven kwetteren, slaan en duwen als vogels die net zo goed ter paring kunnen dansen als porren, duwen en dringen, springen en vliegen.
Vanuit de interesse voor oude Indianenmuziek kwam de CD 'Songs' (2000) tot stand, geïnspireerd op transcripties in The Indian's Book uit 1907. Met hun bewerkingen van oude indianenliedjes verbreedden zij nog hun pallet van invloeden en interesses. De trioformule van sax, drums en bas zoals Sonny Rollins die in 1957 op het voorplan had gebracht en al gauw een klassieke formule is geworden sloeg oa met Albert Ayler, Gary Peacock en Sunny Murray nieuwe paden en wegen in. Die neiging om vanuit een standaardbezetting nieuwe richtingen op te zoeken typeert het Ab Baards trio. Vinden zij voorbeelden in oa Beethoven, Schubert, Stravinsky en Xenakis om op originele manieren duidelijkheid, eenvoud, luciditeit en vrijheid van denken in nieuwe vormen te gieten, daarnaast telt voor hen ook de invloed van zoekende stemmen als Ayler en Threadgill en het technische meesterschap van een Carter op klarinet, een Joelle Léandre op contrabas, een Connie Kay op drums. Aldus zijn de drie zich gaan specialiseren in merkwaardige, opmerkelijke muziek van een bijzondere rijkdom. Dynamiek en rust, vloeiende melodie en hakerige beweging, speelsheid en rigiditeit wisselen elkaar daarbij af. Steeds is de muziek het resultaat van een dan weer meeslepende, dan weer onrustwekkende of begeesterende energie die zowel traag als snel kan vloeien, maar continu intens is. De energie die vanuit drie personen komt is gaandeweg via een gezamenlijk en uniek taalgebruik gaan leiden tot meer uitgepuurde vormen. We zouden haast zeggen: hermetisch poëtische uitingen.
De CD 'Party At The Bimhuis' toont dan weer aan dat hun steeds hechtere band samenwerkingen met dit triumviraat niet in de weg hoeft te staan. Andere geweldige muzikanten kunnen met hen tot prachtige improvisatie komen en nieuwe uitwerkingen van composities verwezenlijken. Van eigen nummers van Baars zoals bvb '3900 Carol Court' of 'Indiaan', maar ook en uitermate sterk, ja pakkend, van 'Reflections' van Thelonious Monk met Mengelberg op piano. Het moge u nieuwsgierig maken naar hun samenwerkingen met Roswell Rudd en Ken Vandermark.
Op de vijfde CD in de box, 'Gawky Stride' zijn zij nog verder gegaan dan voorheen in vrijelijk en on the spot componeren, de vrije muziek is nu helemaal hun terrein. De nood aan formele afspraken lijkt tot een minimum te zijn herleid of in een telepathisch aanvoelen uitgemond. Speels zijn ze gebleven en de band is intussen zo hecht dat speels de connotatie krijgt van ter plekke improviseren en zich als vissen in het water weten bij het bedenken van nog meer eigen uitdrukkingsvormen. Met de afwisselend tedere, volwarme, scherpe, snerpende sax van Baars hebben de Lage Landen een bijzonder krachtige speler die internationaal tot de zwaargewichten mag worden gerekend. Hij heeft in dit trio ook partners die op het hoogste niveau meespelen. Van Duynhoven en De Joode meppen en tikken, strijken en plukken met chirurgische precisie mee op en aan de kunstzinnige sculpturen die zij samen tot stand brengen of beter nog, tot leven laten komen.

'20 Years' is een box vol krachtige uitingen van gloeiende creativiteit !

 

Danny De Bock

 
 
 
 


Jozef Dumoulin Trio with Trevor Dunn (USA) and Eric Thielemans

Rainbow Body
 
 
 
 
 
 
 

Hedendaagse jazz met kosmisch psychedelische inslag.. .Dit trio maakt intense schetsen, creatief improviserend in de ruimte. Gestuwd door een zéér drijvende jazzy beat van drummer Erik Thielemans en bassist Trevor Dunn speelt Jozef Dumoulin de sterren uit de hemel op Fender Rhodes en andere electro-toetsen .De eerste nummers van de CD klinken eerder rustig kabbelend met zelfs een snuifje Bach in het derde nummer "Fuga X". Nummer vijf 'Shinji' heeft weer iets grimmiger toon met sterk free-drumwerk. En zo gaat het de hele CD , verkenning van stijlen, soms sterk melodisch,soms zeer vrij waarin het trio zich plots ontbindt in drie solisten. Alles baadt in een neo-psychedelische vorm, met de nodige afwisseling weliswaar ,doch ook een zekere monotonie in de klankkleur van de elektronica valt op ,eigen aan psychedelica denk ik dan. Het maakt dat, als je de CD als achtergrond beluistert, alle nummers samensmelten tot een groot geheel. Om daar helemaal achter te komen, zou ik eigenlijk eens een ferme stick Bengaals gras moeten roken, de soms dromerige zwevende klanken doen mij er wel naar verlangen ! Rainblowing !! Zelf jong in de seventies herinnert mij deze muziek aan menig vrolijke en andere toestanden van die geweldige periode. Okee, ik ben aan het afwijken , terug naar de CD. Zijn er dan invloeden als seventies psychedelica ,een snuifje Bach, zelfs een snuifje Sun Ra, deze drie knappe muzikanten hebben er duidelijk hun eigen stempel op gedrukt en een originele hedendaagse CD afgeleverd die ,zeg ik erbij, wel wat tijd nodig heeft.
 

  

 

 

Kris Vanderstraeten

 

 
 
 
 


Endangered Blood

Endangered Blood
 
 
 
 
 
 

Endangered Blood is een recent kwartet dat vooral composities van Chris Speed speelt, maar dan op een manier alsof de groepsleden elkaar door en door kennen, elkaar blindelings aanvoelen en samen de nummers maken tot wat ze zijn. De CD klinkt als van een groep die al zoveel jaren live optreedt dat het hoog tijd werd om ’s met opnamen op de proppen te komen.

De logge bastonen van Trevor Dunn die de CD openen en het stevig invallen met de drums van Jim Black gewagen via de intro al van een rockgehalte. Met 'Plunge' is het meteen een duik nemen in een way of life die weinig heeft met stilstand. Het is een mooie opener voor een CD die vol beweging zit. Het zijn vaak trekkende bewegingen, de geest van zich steeds weer verplaatsende nomaden klinkt meermaals door. Deze vier zijn natuurlijk geen woestijnbewoners, maar getalenteerde Westerse jazzmuzikanten die de stad en de wereld als habitat hebben. Vaak klinkt hun muziek wat exotisch en zowel in up tempo stukken met Black stevig en strak meppend alsook in slepende stukken krijg je geregeld die geest van een (rondtrekkende) rockgroep.

Nogal wat titels verwijzen naar personen en het lijkt er sterk op dat Chris Speed de inspiratie voor deze muziek vooral vindt bij vrienden en kennissen, van wie hij een portret schetst, of hij componeerde nagenietend van een bezoekje, een voorval beschrijvend... Als muzikant heeft hij dan nog zijn life on the road om hem van ideeën en indrukken te voorzien. De muziek gaat ook over niewe wegen inslaan, oude wegen terug opzoeken, vage paden en afgelijnde stroken bewandelen en afrijden. De beweeglijkheid van hard boppende kwartetten wordt gecombineerd met moderne ideeën en grenzen aftastende handen en voeten. Deze bezetting van twee blazers vol ideëen in de frontlijn en een sterke, creatieve ritmetandem zit zo’n aanpak als gegoten. Al gaat het soms hard, de vier putten zich niet uit in het afrazen van de grilligste achtbanen. Deze CD biedt een fijn geheel dat de oude ideeën van schoonheid en evenwicht combineert met nieuwere en avantgardistischere.

Behalve erg beweeglijke stukken zijn er ook rustpuntjes. Die kunnen een meditatieve kant opgaan zoals in 'Valya'. 'K' is dan weer een traag vertellend zacht stuk dat van stille vreugde en warme weemoed spreekt. En tussen de composites van Speed is er 'Epistrophy' van Thelonious Monk / Kenny Clarke. Wat een intro krijgt deze cover, wat een heerlijke, donkere versie is dat! krijgt een wat theatrale kant mee en met theater lijkt ook 'Iris' wat te hebben...

Om kort te gaan: deze CD is een aanrader voor wie houdt van beweeglijke moderne jazz met soms een scherpe uithaal, zonder ambities tot een Suite, maar vooral helder en eerder compact. Zorg dat uw auto klaarstaat of u met iemand mee kan rijden om deze groep te gaan ontdekken, want zij zijn live op 3 december mee te maken in de Singer in Rijkevorsel.

 

Danny De Bock

 
 
 
 


Tuur Florizoone

Mixtuur
 
 
 
 
 
 
 

'Mixtuur' mag dan al een indrukwekkend 'multicultureel', meeslepend project van Tuur zijn, vrolijk kan je het niet altijd noemen. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het pijnlijke onderwerp dat hier aangesneden wordt, met name de métis, zijnde niet meer of minder dan de bastaardkinderen uit het (ons) koloniale verleden.De pijn en het verdriet van die kinderen die ook bij ons in pleeggezinnen terecht kwamen, dat verwoorden, musicaliseren, dat heeft Tuur groots aangepakt en hij putte daarvoor niet alleen uit zijn eigen rijke muzikale ervaring maar wist zich daarbij tevens gesteund door het beste van twee werelden. Muzikanten , hetzij zwart, hetzij blank maar allen met een Afrikaanse ziel. Ook  hebben ze haast allemaal  een rijk verleden, al betekent dat nog niet  dat het hier steeds om ouwere mensen gaat. Oude getrouwen, dat wel, vrienden zijn het  die samen dit 12 koppige Mixtuur naar mooie hoogtes dragen. Zo klinkt 'Kwa Heri' als een beschuldigende vinger. Een stuk is het waaraan allen hun bijdrage leveren met sterke individuele accenten, maar absoluut eclecticisme  ten dienste van het project in z'n geheel. En meteen legt dit nummer ook de vinger op de wonde, de toon is gezet. Dat het daarbij echter  niet allemaal kommer en kwel  hoeft te zijn bewijst o.a. 'Once you go black, you never come back', een heerlijk voortdodderend stukje muziek, ingezet door de tuba van Michel Massot die, het lijkt wel vanuit een roes, zijn kompanen meesleept in iets dat Europees vertrekt maar algauw ook Afrikaanse licks bijkrijgt. Tuur spint zich daar met de accordeon handig tussendoor en met 'Queskia', het stuk dat Tuur dan weer schreef voor zijn Tricycle project  bevinden we ons algauw op een inheemse markt, in een smeltkroes van warme menselijkheid.'Las tres Brujas' heeft wat later dan ook nog wel wat van dat  Queskia' maar gaat wél weer dieper in de wonde boren. Tutu (Puoane), ons zeer goed bekend en vervangster van Sabine Kabongo, de eerste zangeres van Mixtuur,  voelt en vult dat erg goed aan en we vermelden daarbij ook graag de melancholie van de blazers (waaronder een steeds schitterende Laurent Blondiau aan trompet) en de accordeon van Tuur die Tutu bijstaat. Zet daarbij de 'zwaarte' van de cello (Marine Horbaczewski) en je moet het allemaal maar aan mekaar zien te  lijmen !Tuur heeft dat echter meesterlijk gedaan ! Al heb je (nogmaals) natuurlijk ook de verdiensten van de meewerkende musici en op 'Je m'n fous (je ments) zijn dat zowel Nabindibo, het polyfonische Congolese koor (met o.a.Bernadette Aningi, de mama van Marie Daulne, de oprichtster van Zap Mama), als Michel Massot met z'n mooie solo op trombone, als de diverse ritmesectie (een duidelijk herkenbare Chris Joris op de djembé, de meester Aly Keita op de balafoon en de jonge Stephane Galland leerling Wendlavim Zabsonre (zeg maar Wim) aan de drums. Plechtstatig gaat het dan in een optocht door de straat, bevragend door de blazers, mijmerend zowel  door de cello als de accordeon, ingetogen woordeloos door Tutu... 'Change' was dat, zoals een wens, klonk het, zonder veel hoop...En mag het dan terug wat uptempo ? Jawel, en haast extatisch  ook nog raast 'Hunt' je door de Savanne, gejaagd door een wervelwind, belaagd en achtervolgd door een horde prairiehonden ...een .. breakout als het ware, verbreek het stilzwijgen (denken wij dan) ! Een topper, deze 'Hunt', gedreven door drums en de baslijnen van Nic Thys, zweterig bezwangerd door accordeon en vocals.... En ja, in finale 'Mulume' van Bernadette Aningi en gearrangeerd door Tuur zwijgen de vrouwentongen tenslotte niet langer meer. Een stortvloed van woorden begeleid door percussie,  de likembe van Chris Joris en de accordeon van Tuur worden even ten spits gedreven om tenslotte sloganesk te eindigen. Mooi ! , en wat tenslotte over blijft is een uitstekende CD van iemand die het voor ons al langer niet meer hoeft te bewijzen. Het Mixtuur project dat Tuur in 2010 in opdracht van vzw Trefpunt van de Gentse Feesten schreef nav de herdenking van 50 jaar Congolese Onafhankelijkheid mag gerust een succes genoemd worden, een voorbeeld in z'n soort is het van hoe jazz en wereldmuziek zich naadloos kunnen laten mixen zonder ooit 'goedkoop' te zijn. Zie, dat noemen ze nu es 'Mixtuur' !

 

Winus

 
 
 
 


Andreas Metzler

Bassolutions
 
 
 
 
 
 
 

Deze CD met een foto uit 1939 op de hoes van een (onderbroken) kring van dansende mensen heeft zo zijn eigen artistieke aspiraties. Het pakt niet altijd even overtuigend uit hoe Andreas Metzler zichzelf begeleidt met oa percussie en loops, maar het resultaat is als geheel intrigerend en bij momenten staat de spanningsboog knap strak.

Het verbaast enigszins dat deze man die toch in verschillende bands speelt (met New Solutions op 15 november en met Thelonious 4 in januari in Gent in de Hot Club de Gand) zich voor een CD helemaal solo uit de slag wou trekken. Contrabas is duidelijk zijn ding, percussie iets minder. Dit gezegd zijnde is het boeiend om mee te gaan in de solo uitvoeringen van composites van zijn keuze: stukken uit verschillende hoeken, met name van John Coltrane 'After The rain', verschillende van Erik Satie, een stuk van rond 1500 van Diego Ortiz, 'Blackbird' van The Beatles plus een eigen compositie.

De CD opent als met een meditatie ('After The Rain') en geleidelijk gaat het zaakje aan het dansen en dromen. De invloedssferen van jazz, klassiek, folk en pop wisselen elkaar af op een excursie met akoestische en elektronische klanken en hulpmiddelen. En de maker weet af te klokken op een 33-tal minuten, wat maakt dat dit eigenzinnig schijfje niet onverantwoord lang duurt. Een basssist zo te horen om beter te leren kennen, maar voorlopig geen geweldige hoogvlieger op zijn solovlucht.

Danny De Bock

 
 
 
 


International Trio

Donkere Golven
 
 
 
 
 
 

 

Het begint al bij de hoes. Niets is gewoon. De raadselachtige foto's intrigeren : nergens staan de muzikanten er duidelijk op ,je moet goed kijken. Als je de hoes omdraait is er een muur waar iemand tegen leunt, waarvan je slechts een arm ziet, haarscherp .Nu ga ik ze zien denk je, door de hoeskaft om te draaien ,maar noppes ,de haarscherpe foto is afgesneden ! De binnenhoes geeft een beeld van een trapgang met heel beneden kleine portretfoto's doch ook versneden in collage...Een geweldige hoes, want past helemaal bij de muziek die ze verpakt. Zoals je goed moet kijken naar de hoes, moet je ook zeer goed luisteren naar de muziek , anders hoor je niets. Geen muziek dus om de krant bij te lezen, daarvoor is ze te veeleisend, te waardevol ! De muziek kan omschreven worden als een mix van Amerikaanse freejazz en Europese improjazz met af en toe een subtiele verwijzing naar de LP Tangents in Jazz (1955), het meesterwerk van één van de pioniers van de avantgarde jazz : Jimmy Giuffre (US,comp.clt,ts,bars) , die als eerste twee blazers met enkel drumbegeleiding liet horen. De abstrakte muziek hier is voor het merendeel melodisch met een omni-present ritmische drumbegeleiding van de Israëlische drummer-percussionist Ziv Ravitz , die zich uitstrekt over de twee luidsprekers. De titel "Donkere golven" verwijst o.a. naar de klankgolven van de Amerikaanse trombonist Steve Swell en de Antwerps-Zuidafrikaanse saxofonist/clarinetist Joachim Badenhorst, die van bezwerende unisoli overgaan naar kleurrijke abstrakties vol met microtoontjes en nootjes in creatieve dialoog met de meer rechtlijnige drumlijnen op de achtergrond. Hier wordt spelenderwijs geïmproviseerd en geschilderd met uitgebreid kleurenpalet. Nummer per nummer bespreken kan natuurlijk maar hier zie ik vooral een geheel, een krachtig abstract schilderij waar je van verder compositorische lijnen ontwaart en door alsmaar dichterbij te komen te kunnen genieten van de gedurfde penseeltrekken die donkere sferen doen omslaan in fluorescerende kleurenpracht en omgekeerd. Zoals de blaasinstrumenten helemaal elastisch worden uitgevlooid op klankkleur ,zo ook soms de drumpartij. Drummer Ziv Ravitz speelt met wollen mallets en brushes, heel af en toe sticks en soms lijkt het hele drumstel overdekt met een deken wat een broeierige doffe klank doet ontstaan die de blazers dan weer extra uitsnijdt. De ontbrekende baslijn wordt door de drie muzikanten om beurt ingevuld door de bassdrum, trombone en basclarinet .Het hechte samenspel verraadt duidelijk camaraderie , hier wordt intens gespeeld door verwante zielen met geweldig resultaat.
Hoe beter je luistert, hoe meer je intreedt in deze wonderbaarlijke wereld die telkens bij iedere beluistering weer anders klinkt en andere aspecten toont van zijn rijkdom .Een kostbare cd om te koesteren zoals een dure wijn. Een absolute aanrader dus !


Kris Vanderstraeten

 
 
 
 


Polar Bear, Jyager

Common Ground
 
 
 
 
 
 
 

Polar Bear is meestal de groep rond de Schotse drummer Sebastian Rochford die graag wat grensgebieden opzoekt voor jazz in de 21ste eeuw. Sinds enkele jaren hoort bij Polar Bear een portie elektronica en dat wil zowel vruchtbaar en knap uitpakken als soms leiden tot weinig meer dan piep en knor-rare bijdragen. Met 'Peepers', de vorige plaat van Polar Bear maakte Rochford nog een bijkomend project. Met zijn drumstel, een draaitafel en Peepers op vinyl maakte hij nieuwe collages die vooral door drums en/of scratches en loops gedreven worden. Alleen de opener, 'recording in secret', wijkt hiervan af met een voor deze tijd ouderwetse industriële sfeerschepping. Op ruim de helft van de tracks die verschenen op 'Common Ground' drukt MC Jyager met raps zijn stempel.  Zijn soms repetitieve uithalen met woorden die bvb  verwijzen naar vooruit- en terugspoelen ('the role I choose'), controle houden ('stay in control') accentueren het samenspel van mens en machinale manipulatietechnieken.  Deze vrij donkere vocale triphopachtige bijdragen, soms knap, maar soms ook niet zo geslaagd, zorgen sowieso voor een extra laag in de recyclage van 'Peepers'.

Klinkt 'Peepers' op zich als een grootstedelijke jazzexcursie die doordrenkt is van ontmoetingen met  oude tradities uit verschillende culturen en nieuwe interculturele mengvormen, dan wijkt 'Common Ground' ver van de verwachtingen af die Polar Bear zonder MC doet ontstaan. Dit blijkt meer een duo-project dan een groepsproject met een rapper. Denk hier bij rapper niet aan supermacho Amerikanen en agressieve ego’s, Jyager uit zich een pak empathischer. Teksten willen nadenken over zingeving in een stedelijke omgeving die tot vervreemding lijkt uit te nodigen. Over hoe sterk zijn raps zijn lopen de meningen uit elkaar, maar omdat hij onmiskenbaar een aantal goeie ideeën heeft én dit project ook louter instrumentale stukken behelst die enorm hypnotiserend ('new love') of danslustig ('flowerpot remix') klinken, maakt dit schijfje indruk. En mag u ongetwijfeld iets boeiends verwachten van een uitstapje naast de meer reguliere jazzpaden...


Danny De Bock


 
 
 
 


Lifescape

Therapy
 
       
 

Eens temeer een ontdekking, blijkt dit modern ensemble rond vocalist Olivier Régin. Gezongen jazz, ja, maar niet in 'a crooner way' zoals dat vaak nogal durft te lopen en wanneer  je verwijst naar voorbeelden als Kurt Elling of Mark Murphy. Veeleer brengt Lifescape hier piano georiënteerde jazz met vocalen maar de groep is duidelijk méér dan de begeleidingsband rond een zanger. Individueel sterke musici zijn het die allen het beeld van Lifescape inkleuren en ja, mij ligt het resultaat wel. De elf titels van deze schijf heten dan wel eigen composities te zijn met weliswaar hoesverwijzingen naar Lou Reed ('On the wild sidewalk'), The Doors ('Light my Fire') of Chick Corea (geen titel genoemd, maar 'Niobe' refereert heel duidelijk naar 'Spain') maar d'er is er nog eentje tussen verder heel aardig, eigen werk en dat is het mooie 'Not over you', heel breekbaar gezongen, gevoelig aangebast en geborsteld aan een zalig, rustig tempo maar toch ook duidelijk een herwerking van 'Sympathy' van Steve Rowland & the Family Dog (uit 1970 weeral...) Dat mocht toch ook vermeld worden, dachten wij maar het is wél een heerlijk nummer zo, in deze Lifescape versie. Componeren en arrangeren ligt Olivier en de zijnen anders wel want zo gaan die 'covers' toch wel een heel eigen leven leiden. En eigenlijk gaat het hier maar over énkele covers  want 'Niobe' start dan wel met de duidelijke 'Spain' melodie maar gaat verder wel een heel eigen pad op met een Oosterse feel en dito percussie, is gezongen in wat waarschijnlijk het Nouchi zou kunnen zijn, een populair Frans dialect uit Côte d'Ivoire alwaar Olivier al als kind al fluit studeerde aan het Conservatorium van Abidjan. Een buitenbeentje is het op deze schijf die verder in voortreffelijk Engels wordt gezongen, iets wat niet vanzelfsprekend is voor de Fransen maar Olivier is dan wel meer een wereldburger die o.a. ook studeerde te Londen...

 Ook het heel sensuele eigen arrangement van Lou Reed's 'On the wild side' mag er wezen en de invullingen van de ritmesectie zijn daarbij  erg mooi .Renaud de Lacvivier geeft er door de Fender solo nog wat extra kinky feel aan maar vooral het scatten van het 'coloured girls loopje' door Renaud is onverwacht sterk. De derde cover dan, zo je wil, is het overbekende 'Light my Fire' van The Doors dat door Pierre-Yves Le Jeune een mooie baslijn meekrijgt alvorens de piano 'explodeert', het tempo voor even losbreekt, om dan vingerknippend en scattend terug op de pootjes terecht te komen. Nu, dat vind ik buitengewoon zie, als je met zulke eigen versies, wereldbekende deunen nieuw leven inblaast !  Daar staat natuurlijk ook fijn eigen werk tegenover met niet in het minst het van een rake tekst voorziene titelnummer 'Therapy', een imaginair nummer dat een perfecte illustratie van 'One flew over the cuckoo's nest' zou kunnen geweest zijn. De sopraansax van guest Sébastien Jarrousse maakt het  totaalbeeld extra jazzy en absoluut luchtiger want de aangestreken cello en dramatische piano maakten het anders wat 'zwaar'. Erg lichtvoetig is dan weer het walsje 'Secret Little Sin',een luisternummer met niet enkel het fragiele masculine zingen van Oliver maar ook het dartele,vlinderige pianospel van Renaud met daarond de aangestreken bas van Pierre-Yves en weer (voor een laatste keer) de sopraansax van Sébastien Jarrousse maken het een bezinningsmoment waard. Persoonlijk vind ik echter 'Heaven is within reach' beter, muzikaal weer rijk met gevoelige bassen en  cymbaaltjes .Gevoelig is anders ook het door liefdesverdriet verscheurde 'Not over you', waar ook de bas in tranen zit. Olivier Régin heeft een mooie geschoolde tenor en klinkt steeds mannelijk, ook als d'ie hoog gaat. Meer liefdesperikelen in het (Why have you left for) 'Norway', mét koortje en 'Confession' waar Olivier heel sterk met woorden scat. De muzikale invulling door het combo maakt dit 'Norway' absoluut tot één van de beste nummers van de CD. Blijft er nog het meer uptempo, wat waanzinnige 'Nothing to You' waarvoor therapie wel aangewezen lijkt en dit alweer met sterke vocale uitspattingen van Olivier. Heel erg jazz, dat ook wel, maar dat vind je in al die  andere nummers ook ontegensprekelijk terug.' The Farewell Song' heeft dat in mindere mate, mag de CD wat dramatisch afsluiten, wat ingeluid wordt door de aangestreken bass van Pierre-Yves Le Jeune en verkennende piano van Renaud De Lacvivier  om dan uit te sterven in dreigende aangestreken bas, de liefdesverzuchtingen van Olivier, de oorlogstroms van Arnaud Girard en een finale E.S.T. waardig, kreten uitdeinend in elektronica en wegstervende pianonoten ... Zoals eerder gezegd, voor mij een ontdekking en misschien voor U ook  wel het ontdekken waard? Voor als je eens wat anders wil dat toch in de jazzsfeer zit zou ik zeggen : uitproberen maar !

 

Winus

 

 
 
 
 


Narcissus

Narcissus 2 
 
 
 
 
 
 

Op hun tweede CD springt in de samenstelling van het kwartet de personeelswissel in het oog met Jozef Dumoulin ipv Harmen Fraanje. Op openingstrack 'Pling Pling' dat op een listig laag volume begint en dat heel langzaam aanzwelt (zodat je de volumeknop misschien al gauw twee keer nodig hebt) horen we de gitaar van Guillermo Celano die ook op het afsluitende 'The Mediator' meespeelt. De gitaarklanken kunnen voor een verrassingseffect zorgen, zelfs enige verwarring veroorzaken als je de hoes niet bekeek (en geen recensie las). De extra snaren zetten mee de toon en introduceren meteen ook toetsenist Dumoulin die zich graag inlaat met elektronische spielerei en die hij hier mee inpast in een 'Streven naar Schoonheid en Perfectie'. Wilde stukken zijn schaars op deze CD, slechts zelden wil het kwartet prachtige schreeuwen slaken. Of zonder zang toch luidkeels vrolijk zangerig worden zoals in 'A Shout'.

Al verwijzen enkel 'Harlem Meer' en' A Day in the Life of Turtle' naar waterwerelden, deze jazz lijkt muziek die opstijgt uit het oppervlak van een blauwe, glinsterende zee van logisch en wiskundig abstraheren. De hoes die met minimalistisch design een bloeiende narcis bevat, past dan ook perfect bij het zoeken naar de essentie die schoonheid uitmaakt. Herhaaldelijk valt in de opbouw van de stukken een proces op van stilletjesaan groeien, in knop schieten en geleidelijk openbloeien. Of om terug te keren naar het water: denk aan bewegingen die bijna onopgemerkt ontstaan vanonder een stil, vlak oppervlak. Was de bewegingloosheid wellicht schijn en was er een zacht wiegen,  dat versnelt en dat gaat over in klotsen en golven, in eb en vloed. Hiermee willen we niet gezegd hebben dat de muziek over de zee gaat. Titels als 'Entre les Etoiles', 'To Norah' en 'Colors in Orval' wijzen er wel op dat voor de groep de afzonderlijke stukken aan concrete personen en zaken gekoppeld zijn.

Van overdaad is in deze muziek geen spoor te vinden. Hier wordt gestreefd naar schitterende pracht zonder de praalzucht die tot kitsch kan leiden. Puur en zuiver willen de klanken niet altijd zijn, maar wel zijn de ideeën van het uitgepuurde soort en de resultaten knap tot heel knap. De kwaliteit van de composities en improvisaties overstijgt de loutere optelsom van de individuele kwaliteiten van deze stuk voor stuk begaafde muzikanten.


Danny De Bock


 
 
 
 


SARA SERPA

MOBILE
 
 
 
 
 
 
 

Wie het reisgevoel dit jaar moet missen, er verknocht aan is of het nog wel eens wil oproepen, kan hier een tip vinden!

Sara Serpa werkte al samen met Greg Osby, Danilo Perez en Ran Blake. Toen in 1962 van Jeanne Lee & Ran Blake de plaat “The Newest Sound Around” uitkwam, kreeg die woorden van lof mee van Gunther Schuller. De naam van Schuller geldt nog altijd als één van de groten van de “third stream” (jazz combineren met klassiek). Hij had het over een sfeerplaat van een bijzondere orde. Dat is precies wat 'Mobile' ook is.

Met haar zang verklankt Sara Serpa haar herinneringen aan karakters, plaatsen en momenten in een aantal boeken die zij las. Boeken waarin reizen een belangrijk gegeven zijn. Van schrijvers als Herodotus, Naipaul, Steinbeck, Kapuscinski. Over karakters die de zekerheid en het comfort van hun vertrouwde omgeving al dan niet tijdelijk verlaten. Mensen die in beweging kwamen en vertrokken. Deze zangeres is zelf ook zo iemand : zij is een Portugese die naar New York is getrokken. De ontmoetingen die zo’n stap oplevert en die tussen jazz spelende en improviserende muzikanten samen met haar belangstelling voor genoemde voorbeelden uit de wereldliteratuur vormden de leiddraden voor deze CD. Het inspireerde haar om muziekstukken met titels te maken als 'Ulysses’s Costume', 'Gold Digging Ants', 'Traveling With Kapuszinsky'. Haar stem is haar instrument om te klankdichten.

De kunst van het scatten legde sinds de bebop lange wegen af, maakte evoluties door, nam nieuwe vormen aan. Sara Serpa heeft zich op korte tijd ontwikkeld tot een vooraanstaande stem die nieuwe vocale jazz brengt. Meer dan woorden en teksten wendt zij klanken aan om herinneringen te vertolken, in te zoomen op fragmenten en details uit verhalen. Zinnen gebruikt zij ook, eigen bewoordingen en van E.E. Cummings het gedicht “If”.

De muziek met dit kwintet kan een beetje doen denken aan Henry Threadgill Zooid. De verschillende muzikale lijnen blijven wel dichter bij elkaar, al kronkelen zij soms uiteen. Het heeft iets van opstijgende, cirkelende, uitrafelende sigarettenrook. Onrust en het risico van uit balans geraken doemen her en der op, maar met merkwaardige samenhorigheid creëren de vijf muzikanten gehelen die uitblinken in een aparte schoonheid. Sprankelende ideeën en vertolkingen zorgen voor boeiende kleurschakeringen en meeslepende sferen, vermengen invloeden uit het land van de fado met jazz. Een solide ritmesectie, sierlijke bewegingen met gitaar, piano en elektrische toetsen... je kan je er live door laten meevoeren in De Singer in Rijkevorsel op vrijdag 9 september 2011.  

 

 

Danny De Bock

 
 
 
 


IG HENNEMAN SEXTET

CUT A CAPER
 
 
 
 
 
 
 

Ergens voorbij de werelden van jazz en klassieke muziek kun je die vinden van Ig Henneman. In 1985 besliste zij om haar volstrekt eigen weg in te slaan als componerend en improviserend muzikante en de popmuziek vaarwel te zeggen. Eind 2010 vierde zij zowel haar 65ste verjaardag als 25 jaar van eigen projecten met de 5 CD’s rijke verzamelbox Collected plus een tournee met o.a. trompettovenaar Axel Dörner in een sextet. Deze zomer pakt Stichting Wig uit met de CD die dat sextet opnam in december 2010.

Zoals een kappertjesstruik draagt deze CD vruchten die als capriolen én als delicate lekkernij aandoen. Cdbaby catalogeert dit als avantgarde free impro en voegt er gelukkig ook de liner notes aan toe van Brian Morton. In de tien stukken op deze CD kom je immers raakvlakken tegen met jazz en klassieke muziek, maar vooral getuigt de CD van ontmoetingen tussen zes muzikanten en nog meer instrumenten die in gelijkende en van elkaar wegdansende bewegingen oude tradities eren en (ver)nieuwe(nde) richtingen inslaan. Met oude blaas- en snaarinstrumenten plus piano creëren de zes inventieve leden ahw nieuwe hotjazz waarbij filmpjes zouden passen die oude collagetechnieken in een gedigitaliseerde omgeving doen bewegen en dansen. De CD begint uiterst levendig met 'Moot' dat meteen het ingenieuze karakter onderstreept van dit sextet alsook verwijst naar kinderlijk speelse lijntjes. Hoe doelgericht het samenspel ook is, net zo goed zijn er schijnbaar weinig doordachte, sterk doorleefde kronkels en kronkeltjes. Met de openingstrack wordt een statement gemaakt en de volgende composities/stukken diepen zaken verder uit. De viola van Henneman neemt een centrale rol in terwijl zij allesbehalve schreeuwerig dominant wil zijn. Met kunde en meesterschap zet zij met de collegamuzikanten schetsen in beweging die zij samen bezielen en uitwerken tot fijne eigenzinnige meesterwerkjes. Zoals bij een orkest verschuift de inbreng van de verschillende instrumenten, maar wordt een gemeenschappelijk doel bereikt.

Het kan wat wennen zijn aan deze muziek/kunstvorm, maar meerdere luisterbeurten helpen alleen maar om het genot te doen toenemen bij zoveel moois. Hoor klarinetten, trompet en tenorsax vervlogen tijden oproepen en terug- en ver vooruitblazen, uitmonden in nieuwe structuren, vrije muziek, alles onder impuls van Ig en haar viola ! Geniet zonder drums, maar met bas en piano van nieuwe heerlijkheden, ja, stel u open, laat u meevoeren als was u zelf een zaadje of een blad dat door wonderlijke windvlagen en zuchtjes, luchtverplaatsingen allerhande naar onwaarschijnlijke hoeken, kanten, fijne en grofkorrellige beelden wordt gebracht. Onvermoede invalshoeken en sensaties worden uw deel!


Danny De Bock

 

 
 
 
 


Paul Van Gysegem Sextet

Aorta
 
 
 
 
 
 
 

De bekendste naam in dit gezelschap kan voor de jazz(ver)kenner anno 2011 Jasper Van ’t Hof zijn, maar bij sommigen in het Gentse is de herinnering aan dit sextet en aan Van Gysegem in het bijzonder levendig gebleven. Vorige zomer stond de groepsnaam daar nog op de affiche van Jazz in’t Park  voor de 75ste verjaardag van de bassist en beeldend kunstenaar. De bezetting toen, naast de autodidact bassist: saxofonist Steve Potts, tenorsaxofonist Cel Overberghe, trompet- en bugelspeler Patrick De Groote, vibrafonist Ronald Lecourt en drummer Noel McGhie. De aanwezigheid van Potts die les kreeg van Eric Dolphy en oa speelde met John Coltrane en Wayne Sorter mag een indicatie zijn van het belang van Van Gysegem voor de Europese jazz. Kenners en loslopende levende encyclopedieën associëren andere namen in de groep dan weer met oa Mal Waldron, Enrico Rava, Gato Barbieri, Steve Lacy...

Dit jaar kwam dan de uitgave op CD van deze langspeler uit 1971. In platenwinkel 'Vynilla' in Gent hoorden we dat de originele uitgave op vynil veel geld waard is; voor minder verwoede liefhebbers is het een goede zaak om nu op CD via AORTA kennis te maken met of herinneringen op te halen aan Europese free jazz van rond 1970!! Jawel, het is free jazz en het is muziek die het Franse Jazz Magazine toen prees om haar vermengen en verrijken van Europese wortels en orchestratie met de Afro-Amerikaanse new thing van toen. Het is Improvisatie met de hoofdletter in een genre waarin sommigen geen geweldige muziek willen vermoeden of ontdekken. Wie er zich wel open voor wilt stellen kan zich hier verbazen hoe juist de gehelen op deze plaat wel in elkaar passen. Titel “Aorta” en ets op de hoes “Niet zo gevaarlijk als je denkt” geven het passend aan: de onderliggende systemen van deze muziekuitingen zoeken en vinden, ja, bevoorraden cellen en organen langs bloedbanen om energiestromen te onderhouden. En die energie is niet per definitie van agressieve destructieve aard. Wars van conventies zoals die al decennia bestonden en evolueerden kwamen er nieuwe wegen op het voorplan, wegen die dichter bij onze natuur liggen dan we meestal in de verf wilden zetten.

Thelonious Monk ging niet mee in de free jazz, maar gebruikte in 1967 wel de titel “Ugly Beauty” en – smaken verschillen - al dan niet lelijke schoonheid is er ook te vinden op 'Aorta'. Met de nodige kennis van hun instrument en elkaars opvattingen konden deze zes muzikanten live begeester(en)de resultaten neerzetten die (nog altijd) echt àf klinken. Zoals “Nummer 86, een kerrygerecht” dat begint met gestreken bas en waarop geleidelijk de andere muzikanten met extra ingrediënten komen aanzetten. Grilligs en schoons na en door elkaar spelend, lang niet de hele tijd een chaotische geluidsmuur optrekkend, energiek en dan weer bedachtzamer, steeds welgemikt gaat de LP over drie nummers opgenomen in de Gentse universteit naar het lange titelstuk dat werd geregistreerd in de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent. Eens de intro getikt op cymbalen en gesputterd op sax, komt als een coole fan van Don Cherry Patrick De Groote aanzetten, dient Nolle Neels ergens tussen Albert Ayler en Louis Sclavis hem van antwoord en dan zitten we tot over onze hals in een werkstuk voor free jazz orkest dat, zij het niet als een Basie, swingt als de besten en met speelse momenten van ingehouden verlangen en op een laag pitje verder werken weer aanzwengelt... tot pruttelend en stomend ‘n echt lekker nieuw gerecht in een potje gaat overkoken, even toch, terwijl wat later weer iets aanbrandt en toch telkens net op tijd weet dit gezelschap de boel zo te sturen dat ’t zijn alternatieve sterren voor topkeuken grandioos verdiende.

 

 

Danny De Bock

 

 
 
 
 


Peter Evans Quintet

Ghosts
 
 
 
 
 
 
 

Peter Evans is een man van vele samenwerkingen. De groep 'Mostly Other People Do The Killing', de terrorist bebop band van Moppa Elliott, is wel hét project dat in jazzmiddens de meeste aandacht vangt, maar daarnaast leidt hij een trio, kwartet en kwintet, werkt hij ook graag samen met Evan Parker, gaat hij allianties aan met o.a. Nate Wooley (als twee trompetspelers in duo), met Mats Gustafsson en Agusti Fernandez enz. Hij speelt ook moderne klassieke muziek  met het 'International Contemporary Ensemble' en brengt net zo goed solo CD’s uit met improvisatie. In hetkader van het coaching project begeleidde hij op Jazz Middelheim 2010 'Le Pragmatisme du Barman'.

Zoals op de vorig jaar verschenen CD van Peter Evans Quartet wordt ook op “Ghosts” soms vertrokken van oud materiaal uit de grote jazzgeschiedenis en is er weer volop ruimte voor improvisatie. Met het kwintet haalt Evans de banden nauwer aan met oude mainstream en swingende jazz. Tegelijk doet dit kwintet er een schepje bovenop qua vooruitstrevend musiceren door er live processing in te betrekken: elektronisch spel dat met klanken en samples uithaalt, ook van fragmenten die tijdens de opnamen werden gespeeld en dan licht tot sterk vervormd terugkeren. De elektronica wordt live mee als improvisatiemiddel ingezet, de mix gebeurt al tijdens de eigenlijke creatie.

Deze CD opent feestelijk swingend met 'One to Ninety Two' dat teruggaat op 'Christmas Song' van Mel Tormé en meteen hangt er elektriciteit in de lucht. Trompetklanken worden al gauw uitgerokken zoals verbeeld op de hoesfoto’s waarbij gespeeld is met de sluitertijd op de lens. Muzikale lijnen worden herhaald en beïnvloeden de ritmiek en de verdere opbouw terwijl een serie versierselen bij de melodie worden gespeeld. De wonderbaarlijke vermenigvuldiging met de live processing gaat tot de rand van overdaad in ’n geweldige mix, danslustig, voluptueus en vurig. Daarna is het met '323' meteen hard gààn. Als nog niet was opgevallen dat hier niet zomaar een drummer meedoet, dan hier wél. Jim Black speelt met een power die de hele groep dwingt om behalve veelzijdig ook krachtig als vliegtuigmotoren uit de hoek te komen. En samen nemen zij een hoge vlucht !

Met titelnummer 'Ghosts' komt een ballad gebaseerd op 'I Don’t Stand a Ghost of a Chance With You'. Mooi zacht, ook weer getekend door Evans’ fascinatie voor hoe het verleden het heden bezwangeren kan en zo mee de toekomst bepalen. 'The Big Crunch' wil een ‘reverse Big Bang’ verklanken, schijnbaar één die vlug verslindend alles opslokt - in drie minuten is de hele boel geïmplodeerd. Met 'Chorales' belanden we post bop in de free. Het felle, melodieuze beginstuk van 'Chorales' wordt afgebouwd en de stukken worden her- en opnieuw bekeken. Er valt wat voor te zeggen dat de term avantgarde niet meer kan betekenen wat het betekend heeft, omdat het aan een bepaalde periode kleeft. In de zin dat er een conservatieve component is, maar de muzikanten vooral een vernieuwende taaluiting zoeken en vinden, is dit dan weer wél avantgarde te noemen.  Dat wordt verder onderstreept in 'Articulation'. Waarna een schone versie volgt van 'Stardust' van Hoagy Carmichael.

De aanpak voor deze CD met deze muzikanten is uitgemond in een verpletterend schijfje, dat eindigt als met het neerdalende stof en de laatste glinsters van groots vuurwerk.


Danny De Bock

 

 
 
 
 


Tom Van Dyck t-unit 4

little man big world 
 
 
 
 
 
 

Zo zonder uitgebreide blazerssectie zoals voorheen met 't-unit7' komt Tom Van Dyck , weliswaar dus wat anders , nu met een  wel erg  leuk  bopkwartet dat uit die t-unit7 gedistilleerd werd, naar buiten . Erg toegankelijk  is het allemaal  en very jazzy bovendien, d'er zullen d'er veel zijn die hier vandaag de dag, in dit erg complexe jazzlandschap  erg blij gaan mee zijn !  Ikzelf alleszins al wel, al kan je misschien het geheel wat verwijten van wat té braaf te zijn.  Vergeet echter deze laatste opmerking en draai deze schijf vrij van complexen want genieten  mag, kan en moet je hierbij doen !

Bijgestaan door dezelfde fijne ritmesectie van t-unit7, dus met Herman Pardon op drums, Mark Haanstra aan de bas en Ewout Pierreux aan piano leidt Tom ons weer door 10 composities waarvan 9 van eigen hand weerom, je hebt er die het componeren in zich hebben, Tom is erg talentvol, dat blijkt eens te meer...Wat te denken anders van bvb. starter 'Unserious business' waar d'ie de altsax tot de zijne maakt, alsof ie nooit een ander instrument had bespeeld... ('k dacht dat ie eerder voor de bariton of de tenor koos...) Meeslepend melodieus met genoeg ruimte voor improvisatie...Herman accentueert gepast  terwijl Mark daar doorheen danst, sterke start, voel je't ook ?

 

Even een smaakje  van Ellington's 'Caravan' bij het beginnen van 'The Power of Emptiness' maar dat ben je gauw kwijt met de dartele ontwikkeling van het nummer. Ewout houdt zich voorlopig aan de Fender Rhodes maar dat laat zich in deze stijl bijzonder goed smaken !


 'Go down clean'een romantische ballad doorspekt met veel dramatiek ?...Ewout ingetogen en doortastend aan de piano vertellend, Tom  stelt de vragen, is hier de onzekere partij en de instrumenten vertalen dat meesterlijk om uiteindelijk zonder discussie te eindigen (ach, vergeef me, ik ben een fantast...)Van Ewout krijgen we dan 'Blow', lekker bopnummer met een ferm doorstappende Mark Haanstra aan de bas en een Tom Van Dyck, nu volledig losgegooid.Ewout volgt op zijn beurt daarna , eerst wat beheerster aan de start in de solo ( hier ook weer aan piano) om even later ook alle registers open te zetten. Fijn veel cymbalenwerk daarbij  van Herman Pardon die bij deze wat ruimte krijgt voor zijn soli. 'Blow' , genoeg dynamiek om je publiek terug aandachtig te maken na de pauze , stel ik me voor !

Track 5 is dan sommetjes maken met hier ook weer de opgemerkte zangerige bass van Mark Haanstra die ook na de solo blijft intrigeren.'Lee's waltz' noemt deze en da's er ééntje voor Lee Konitz, die andere grote altsaxofonist...

En heb je de vingerknip intussen nog niet in je hand zitten dan zorgt 'Bud, not weiser' daar wel voor en laat de Budweisser dan maar voor wat-ie is,nl. een  minder lekker American beer. Hier gaat het wel over die andere 'Bud', nl. Bud Powell, groot Bebop-pianist uit vorige eeuw en mooi gedaan weer van Tom met een heel percussief arrangement voor de sax . Mooie melodie trouwens ook...

En eigenlijk  volgt er nu dan pas de eerste rustpauze  met 'Force Majeure', ook wat een walsje, zo je wil, al ga ik het niet met jou dansen...Nee, lekker op de stoel liever dan, genieten van de poësie van Tom en Ewout, summier omkadert door  de intimistische ritmetandem van bas en drums, een 'cocktailmoment' is het, tijd om es te 'nippen' nu...

' I wanna be bob' refereert naar de periode halverwege de jaren negentig  en dus naar Bob Brookmeyer  waar  Tom toen onder speelde bij het Rotterdamse Conservatorium  waar Bob toen de leiding over had. Dit stuk is heel wat frivoler dan het vorige maar sluit gepast aan en breekt   de zaak hier gelukkig weer open want voor een cocktailuurtje bedank ik toch maar liever.

 'A dance to find balance' begint daarna speels en kinderlijk en heeft twinkelende lichtjes in onschuldige oogjes .Lichtvoetig  met een Tom geduldig uitleggend en ja,vermelden we hier ook weer de mooie bassolo van Mark en een Ewout Pierreux, zo sprankelend als het lichtste bronwater , nu terug aan de Fender.

'Big Tree' waar deze CD mee afsluit is daarna wellicht de sterkste compositie op deze fijne schijf die , jawel, dan wel erg toegankelijk mag genoemd worden maar nooit komt te vervallen onder de noemer 'easy listening'. Daar is deze 'Little man Big World' veel te veel échte jazz voor met sterke improvisaties en heerlijk musiceren van vier vaklui. Ik zou zeggen , smaak het zelf ook in het tweede deel van de tournee die Tom wellicht ook in jou buurt brengt, later dit najaar. Dat is wat  alvast ík ook van plan ben ! Aanbevolen straight jazz !

 

Winus

 

 
 
 
 


Trio Grande & Matthew Bourne

Hold The Line !
 
 
 
 
 
 
 

Trio Grande en Matthew Bourne nemen de luisteraar mee in een kleine vertelling 'D’une autre époque'. De opener laat een vreemde Brit aan het woord in een traag vertelsel dat abrupt eindigt als de drommel zich wat te ver over de rand rekt om iets te bekijken dat moeilijk te zien is. Als in een variant op Alice in Wonderland zijn we dan in een aparte fantasiewereld beland. Daar huppelen muzikale thema’s rond terwijl andere zich voortslepen of dansen. 'BDK theme' is daar meteen een prima voorbeeld van. Met een vrolijk ritme bloeit een mooi liedje open, maar na een minuut komt een ander liedje, een dramatisch liedje voorbij, volledig met zichzelf bezig en het gaat gauw weer weg. Het vrolijke liedje kan weer verder spelen en schoon afronden.

Wie van Zappa-esk houdt of van FES e..a 'Peter Vermeersch'en kan met de kapriolen van dit kwartet aardig aan zijn trekken komen. Grillige bewegingen, vlotte dansritmes en sensuele lijnen volgen elkaar op. Sommige stukken beginnen als een vingeroefening die herhaald wordt en waar dan creatief bij wordt geborduurd (vb '2666' - ook de titel van de dikke roman '2666' van de Chileens-Spaanse schrijver Roberto Bolaño). Invloeden uit oude en hedendaagse klassieke muziek en jazz,  vnl van de piano van Bourne, mengen zich met de folk, de filmische spankracht en warme aardekleuren van het trio. Als je er voor open staat, zetten de muziekjes van dit trio plus één graag je verbeelding aan het werk. Je kan je er moeiteloos korte scetches of komische filmpjes bij voorstellen rond grappige, kleine uitvinders bvb in sprookjesachtige of surrealistische decors. Belangrijker dan ontdekkingen die de wereld veranderen zijn hier vindingrijke ideeën en bijzondere mechaniekjes die iemands persoonlijke bestaan zin geven. Als Dehors dan gevoelig en lyrisch sax speelt, krijg je een Charlie Haden Quartet West gevoel en toch weer niet, in tedere muziek voor een gepijnigde ballerina die blijft doorgaan ('Roche Colombe') of deel je in het pakkende, edoch voorbijgaande verdriet ('Triste') van iemand die je tegenkomt in de bonte verzameling figuren wiens habitat en maniertjes Trio Grande & Matthew Bourne verklanken. Sommige zijn vastbesloten doordrammertjes (oa 'Wendy en Clafoutis'), andere zijn behoedzaam en toch niet te stuiten nieuwsgierig op zoek naar verborgen deurtjes en trapjes om geheime schatten te vinden ('Les petits escaliers').

De meesterlijke Massot verzorgt met zijn tubas meestal de rol van basspeler, maar een enkele keer neemt Dehors die taak waar met basklarinet terwijl Massot een fijn stukje op trombone blaast. 'Valse des p’tits pépés' dat begint als een wake voor gesneuvelde speelgoedsoldaatjes doet dat deels en laat de rol van uitgesproken basspel dan weer varen. In het eigen universum van deze vier muzikanten kunnen klankkleuren plotsklaps veranderen en is er geen eenduidige constante. Drummer/percussionist Debrulle die bijna de hele tijd sterk maar zonder overdaad aanwezig is en tussen speels en ernstig de ritmiek steunt en schraagt, zorgt voor een opmerkelijk logische continue binding van de vele kleuren en tinten. Het is uitkijken naar Jazz Middelheim waar deze vier als eersten het podium zullen innemen. In het prille begin van de 30ste editie van het festival moeten hun muziekjes heel wat harten en hersens kunnen plezieren!


Danny De Bock

 

 
 
 
 


Tricycle

Queskia?
 
 
 
 
 
 
 

Vier jaar na de CD 'King Size' brengt Tricycle een nieuwe uit,  ditmaal zonder gastmuzikanten. Opnieuw vinden zij hun eigen muzikale wereld uit aan de grenzen van wereldmuziek en jazz. Muziek van Tuur Florizoone kan U ook kennen van de veelgeprezen soundtrack bij de internationaal geprezen film 'Aanrijding in Moscou'. Philippe Laloy speelde oa met gitarist en oudspeler Karim Bagilli, Vincent Noiret met de zangeres Ghalia Benali.

De CD opent met het titelstuk 'Queskia?' Een toegankelijk nummer dat de luisteraar met zoet betoverende meleodie meevoert en zich na enkele luisterbeurten vlot in het geheugen blijkt te nestelen. Het tempo vertraagt in 'To autumn' dat er op volgt. Zoals de herfst nodigt het uit tot melancholie, overpeinzing en verstilling. Met 'Positiv' wordt de muziek weer levendiger en ligt de nadruk weer op positieve vibes. Met fjngevoelige, maar krachtige sopraansax, warme basnoten en vibrerende accordeon wordt de stemming vrij danserig. 'Les enfants rouges' leidt dan weer een trager hoofdstuk in dat speels begint, alsof het met een kinderlijke blik kijkt naar en wil vertellen over de uiteenlopende levensvormen die een woud rijk is. Daar is ook plaats voor gefantaseerde wezentjes... en als dan enige vermoeidheid optreedt, is de tijd rijp voor 'Siesta', soezen en dromerig indommelen.

Het mag intussen duidelijk zijn: net als het artwork op de voor-en achterkant van de hoes maakt de muziek een betover(en)de  indruk. Soms komt een  gevoel van herkenning op en telkens blijkt dat niet helemaal terecht. Deze CD kan herinneren aan de muziek van Yann Tiersen bij 'Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain' of aan 'Die Anarchistische Abendunterhaltung', maar is anders. Er komen stukken in voor die lijken te verwijzen naar fado of muziek voor Bulgaarse stemmen, maar hier komen nauwelijks menselijke stemmen aan te pas. Oude voorbeelden worden geëerd zonder ze klakkeloos na te spelen, ideeën van al dan niet volkse muziekjes uit verschillende windrichtingen worden niet zomaar overgenomen, maar opnieuw uitgewerkt. We horen hier  voorbeelden van heerlijke vruchten die door globalisering en kruisbestuivingen kunnen rijpen.

'Cafe terminal' en 'Valse des frimeurs' zijn vernieuwde hernemingen van twee composities uit de filmscore bij 'Aanrijding in Moscou'. Het is met 'Cafe terminal' dat het tragere drieluik dat speels was ingezet weer afloopt, het is met 'Valse des frimeurs' dat opnieuw een danserige stemming wordt opgenomen. Opnieuw zijn we vertrokken voor drie nummers lang een wat sneller tempo. Met 'Un, deux' steekt de groep nog een tandje bij, zou je als luisteraar spontaan in de handen kunnen klappen, “hoppa” roepen... De afwisseling tussen verschillende tempi, het samenspel van deze drie fijne muzikanten met hun  verschillende instrumenten, hoe zij met warme en frisse klankleuren een eigen homogene  sound weten te kneden: het kan alleen maar aanslaan op komende festiviteiten zoals (28 mei) Brussels Jazz Marathon en (8 aug.) Esperanzah! Check’em out!


Danny De Bock

 
 
 
 


Raphaël Imbert Project

Live au Tracteur
 
 
 
 
 
 
 

Met een motor als Gerald Cleaver op het podium kon Raphaël Imbert met veel vuur zijn gang gaan die avond 'live au Tracteur'. De drummer en de troms ademden plechtstatigheid om met 'Shared Temples' in te zetten. De zangerige aanbidding van Imbert op sax werd scherp en hevig. Cleaver verzoende devotie met heftige emoties en een flinke dosis verbetenheid. Zonder verpozen stuwden Imbert en Cleaver 'Ecosystem of citybirds' uptempo vooruit, in een ode aan Charlie Parker en andere groten…

 

Als Imbert en Cleaver samen hard gaan is het genieten, in dit Ecosystem rond een mooi thema. De rietblazer en de man van het slagwerk inspireren elkaar. Imbert met felle sax wendbaar draaiend zo’n beetje als Jon Irabagon met Barry Altschul op 'Foxy' en Cleaver krachtig met stuwende ritmes zorgen ervoor dat het hard knettert terwijl het swingt. Het blijft swingen als de vibrafonist mag soleren, maar dan laait het vuur toch even minder hoog op. De clevere Cleaver ontwikkelt dan een boeiende lijn naast die van Caracci. En er is nog het mooie thema.

Joe Martin en zijn basspel vallen pas op vanaf nummer drie, op het innemende 'Po Boy' waarbij de vibes ons wel meenemen. Voor een traag nummer, voor een rustgevend nummer, vertederend, maar neem dit met een korrel zout. Je zou er vertakkingen op Dixilieland en aanverwanten in kunnen horen, geënt op op een wals culminerend in een krachtig slot.

 

Volgen nog 'Omax at Lomax' en 'Jamin’ with Jamin' - vijf nummers maken deze CD uit, waarvan vier langer dan tien minuten. 'Omax at Lomax' verwijst zoals de naam doet vermoeden naar de opnamen door Alan Lomax. Daarop speelt Imbert met geluiden voordat ze samen een melancholische toon aanslaan. Het verhaal gaat verschillende kanten uit. De muzikanten improviseren een huwelijk tussen avantgardistisch vrij spel en traditionele ritmes.

Op 'Jamin’ with Jamin' blaast Imbert de zaak weer harder aan en ontwikkelen de vier muzikanten opnieuw de opzwepende, meeslepende kracht zoals eerder in het optreden. Terwijl in 'Ecosystem' de bas niet opviel, komt die hier heel goed tot zijn recht. In 'Omax at Lomax' kreeg Martin de ruimte voor een fijne solo, op 'Jamin’ with Jamin' neemt Cleaver de gelegenheid te baat om ons met een meeslepend slot in te palmen…

 

Ja, die avond 'live au Tracteur' kon deze band heerlijk loos gaan met een geweldige Cleaver en geïnspireerde Imbert.


Danny de Bock

 
 
 
 


Lee Konitz, Dave Liebman, Richie Beirach

Knowing Lee
 
       
 

Richie Beirach (1947) speelde oa met Stan Getz, Freddie Hubbard, Chet Baker en ook al met Lee Konitz en Dave Liebman’s Lookout Farm. Dave Liebman (1946) speelde oa met John Scofield, Dave Holland, Billy Hart en Lee Konitz. De twee jongere muzikanten van het trio op deze CD kennen Lee dus al langer. Lee Konitz (1927) valt te verbinden met oa Lennie Tristano en Miles Davis lang geleden en gaat al lang zijn eigen weg. Deze CD is het resultaat van twee saxofonisten en een pianist, samen drie heren van stand die de studio introkken om te gaan improviseren. Het ging hen héél goed af. In twee woorden samengevat krijgt de luisteraar Soepele Grandeur.

Dit is zo’n CD zonder opvallend gevaarlijk bochtenwerk waarop wel heel beweeglijk wordt gespeeld. Dialogen worden al eens elkaar aanvullende, elkaar versterkende, soms in de rede vallende notenreeksen van geconcentreerde muzikanten die elkaar aanscherpen zonder overhaast of anderszins kort door de bocht te scheuren. Vaak nemen ze hun tijd en doen ze het rustig aan, groeien de lange melodieën. Geen mainstream easy listening voor de luisteraar, edoch.

De CD opent met 'In Your Own Sweet Way' van Dave Brubeck. De propere, sobere intro gaat  vlotjes over in steeds meer tintelende klasse en mondt uit in heerlijke pracht. Waarop het eigen 'Don’t Tell Me What Key' volgt, op een heel andere manier beweeglijk: wringend kringelend en met de duistere kracht van mensen die monsters kunnen worden. Dat wordt dan gevolgd door een naar binnen plooien in de verstillende diepgang van 'Universal Lament' - naar verluidt volledig ter plekke geïmproviseerd. Als jazz voor u poëtisch mag zijn, hier is de poëzie dwingend logisch opgebouwd. Deze dichterlijke muzikanten weten wat uitpuren en uitbenen is, zij kunnen hartstochtelijk verdichten zonder snoeverig te worden. Maar het blijft niet bij poëzie ook al worden verschillende klassiekers gedeconstrueerd en heropgebouwd.

Van 'Solar' van Miles Davis brengen zij met twee saxen zingend met piano een lange, ongehoorde versie. Hier en elders wordt naar oude waarden teruggegrepen en wordt er modern en vrij bij verzonnen en geïmproviseerd. Het typeert de hele CD die een uitgebalanceerde afwisseling biedt van vlotte warme songs (zoals de opener, zoals ook 'Thingin’ / All The Things That'…) en schone stukken van trage dwingende lijnen. Eigen al dan niet ter plekke ontstane composities maken ongeveer de helft van het repertoire uit. De versies van standards getuigen van oude swing en bop die wordt geüpgraded naar de 21ste eeuw.

De saxen en de piano vertellen vloeiend, dan bedachtzaam, soms voor elkaar naar de achtergrond wijkend, soms solo, soms in duo, zowel traag als snel steeds weer boeiend. In 'Body And Soul' kiezen de saxen elk andere lijnen om elkaar aan te vullen. Maw, verlang niet dat deze CD vooral de pan uitswingt en een overtuigende opeenvolging van klanken wordt uw deel. Met als slotstuk een versie met scherpe randen van 'What Is This Thing Called Love' dat klinkt als de kroon op het werk.

 

Danny De Bock

 

 
 
 
 


Hamster Axis of The One Click Panther

Small Zoo
 
 
 
 
 
 
 

There’s no such thing as… een wilde zin voor avontuur. There’s no such thing as… zachtjes tintelend, pauserend en elegant openen om er dan als een vrolijke bende in te vliegen. 'Small Zoo' is één van twee CD’s die De Werf in één adem uitbracht met Bram Weijters. Hier gaat de pianist mee in heel aanstekelijke avontuurlijke jazz. Met zijn vijven gaan zij wild veel wegen op tussen drukke en kalme, bloedhete en koele verklankingen. De hoes toont weinig kleuren, maar op de CD vind je een ruim pallet aan klankkleuren. In composities van Weijters en Van den Noortgate.

De titel “Small Zoo” laat zich makkelijk associëren met vrij bewegen in de beperkte ruimte van een gevangenschap. Het titelnummer opent trouwens met het nabootsen van dierengeluiden, krijsende apen en tropische vogels, terwijl opvallend droog slagwerk en donkere pianotimbres de dramatiek vergroten. Waarop de beschaving haar intrede doet…

Vrolijk, hevig, avontuurlijk en niet eens vergezocht, alsook bedachtzaam traag, met diepwarme en frisse klanken, zurige en brandende voeren zij ons mee. Deze jongens hebben de ervaring van samen live optreden en dat hoor je, dat voel je.

Na drie nummers nemen zij gas terug om een eerste Weijterse compositie te onderzoeken, “What’s Wrong?” en warme empathie en de nodige (?) pathetiek aan de dag te leggen. Daarop volgt het rustige, klassiek aandoende “A New Balance” van Van den Noortgate perfect, de rust en het evenwicht zijn onmiskenbaar echt en in balans. Drang en dringenheid krijgen een passende titel met 'Emergency' – onlangs ook te horen in Marc van den Hoof's uurtje Jazz op een avond die op Belgische jazz was gericht. Ieder zijn voorkeur natuurlijk, smaken verschillen, zelf kick ik meer op de Weijters die in deze bezetting meespeelt, de dans leidt dan wel begeleidt. Spannender lyrisch dan ism Chad McCullough op I'maginary Sketches'. Raak met deze compositie 'Emergency' en de erop volgende 'War For  Peace'.

Na een aantal beluisteringen dreig je door groeiende herkenning de grote mate van variatie binnen en tussen de nummers minder te gaan horen. De invloeden van verschillende stijlen zitten hier ook niet als knip- en plakwerk naast elkaar maar in een vloeiend geheel. Als je dan wat vertrouwd raakt met deze CD blijkt des ter meer dat het ook een troef is dat hier twee componisten elk hun stempel drukken.

Elk lid van dit kwintet verdient hier trouwens lof. De ritmetandem die deze architectuur stut van vele kamers, zalen, trappen en (tussen)verdiepingen is uitmuntend ! Sturend ook soms, eigen gangen creërend in het geheel. Soms valt Bruneel op, soms Meulyzer. De blazers zetten met een geweldig gevoel voor timing de toon dan wel een stap opzij… Soms valt de alt op, soms de tenor. En het is dus altsaxofonist Van den Noortgate die mee sterk opvalt als componist, tussen klassiek evenwichtig en druk free laverend. Met hun hecht samenspel en zeer genietbare solo’s tonen deze muzikanten behalve hun afzonderlijke en gezamenlijke kwaliteiten ook hoe sterk de composities wel zijn. Of hoe een band zijn gelauwerde live-reputatie bevestigt met superstevig studiowerk.

 

Danny De Bock

 

 
 
 
 


Chad McCullough – Bram Weijters Quartet

Imaginary Sketches 
 
 
 
 
 
 

« Dat kan niet anders dan mooi zijn, » zei een vrouw toen Bram Weijters er in de Appeltuin aan herinnerde dat aan de kassa de CD te koop was voor 15 luttele euro’s. Hij had het woord genomen o.m. om het laatste nummer van de eerste set aan te kondigen, maar niet minder om de organisator, het opgedaagde publiek en Lionel Beuvens te bedanken. Lionel viel in voor John Bishop die met griep in Antwerpen zat en de topdrummer droeg meer dan zijn steentje bij aan het speelplezier en de kwaliteit van de muziek. En ja, de CD is mooi.

 

De CD klinkt meermaals als een soundtrack bij een verhaal met een grote Amerikaanse inslag. Weloverdachte schetsen worden uitgewisseld en aangevuld tot hele mooie tekeningen. Deze nieuwe uitgave van De WERF laat zich associëren met de lyrische kwaliteiten die je bij Bert Joris en BJO ook vindt. Het blijft wel een kwartetformule, met zijn  vieren weven ze een volle sound. Muziek die bij trage stukken bezwangerd vol aandoet, uitdeinend in onverholen logische gevolgen. Je kan zeggen dat het allemaal netjes blijft, het kan je desalniettemin meeslepen.

Op de CD nemen Weijters en McCullough de tijd om er in te vliegen. Na een boeiende opener waarin de pianist zonder gevaarlijk te doen de song toch verder vooruitduwt dan je zou verwachten zakt het tempo. In 'Free As Poetry' vindt de lyriek weer de vleugels om snellere bewegingen te maken, waarna het tempo weer zakt in 'Another Dark Ballad'. Met 'Restless', 'Speeding' en 'Late Night, Long Drive' krijgen we dan de snelheid, de spanning en een ontknoping zoals die perfect passen bij de soundtrack van een Amerikaans avontuur van Bram Weijters. Of ‘t voor hem ook zwaar gevoeld heeft als speelde hij mee in een film toen dit kwartet hun opnames maakte – toegegeven, ik had ’t hem moeten vragen in Leuven.

 

Danny De Bock

 
 
 
 


Anne Wolf Trio + Voices

Moon@Noon
 
 
 
 
 
 
 

Moderne hedendaagse jazz hoeft niet steeds 'moeilijk' te zijn. Het mag en kan ook gewoon melodieus mooi zijn zoals bijvoorbeeld op deze schijf van pianiste Anne Wolf (Django d'or jong talent 2002). Die omringt  zich voor de gelegenheid  buiten haar deels nieuwe trio met de 'voices' van  Ben Ngabo (uit de entourage van percussionist Chris Joris), Marcia Maria,(de Braziliaanse zangeres uit Frankrijk), Christa Jérôme (bekend van haar samenwerking met Marc Moulin) en Mizzy (ons onbekend...)Dat schept een warme, hartelijke atmosfeer die somtijds erg naar Afrika smaakt zoals opener 'Babu, Buba & Seedy'. Dat daarbij de bas (akoestische 5 snaren basgitaar) steeds erg aanwezig is, stoort geenszins, die gaat mooi mee in harmonie en dat heeft volgens bassist Theo De Jong vooral toch ook te maken met die uitbreiding van de bas met  een hogere 5e snaar. Luister maar eens hoe mooi die kan klinken zoals op z'n  solo in 'Caravan', welbekend van Duke Ellington. Anne schrijft verder vooral zelf de songs en zal slechts enkele nummers coveren op deze 'Moon at Noon'. 'Eigen D'aout' vind ik anders zelf heel mooi en ook daar krijgen we een heel zangerige, bevlogen bassolo naast haar sprankelende pianospel. Nieuwkomer Janco van der Kaaden weet dat overigens mooi te omringen met allerlei percussie. Met 'The Dolphin' vindt de CD daarna al gauw een eerste rustpunt, het is even bezinnen bij een stuk van Luiz Eça met verder weer een bas die liefdevol volgt, zalft en streelt... Met de combinatie van  Braziliaanse zangeres Marcia Maria en het pianospel van Anne daarna  is onze herinnering nooit ver weg van Tania Maria met het ritme van 'Misterios de coraçáo', een stuk van de pianiste, voorzien van de tekst van Maria. Halverwege de plaat dan komt titelnummer 'Moon at noon', berustend in een middagsiesta als het ware, drijvend in een wolkenhemel met flarden cimbaaltjes en percussiedingetjes, het speelterrein van Janco. 'Bernie"s Tune' (Bernie Miller), mooi ingezet door Theo's bas, is dan de tweede van de slechts drie covers en schept een warm muzikaal kader voor de  soli. Warmer kan echter ook nog met '12 to 14' een compositie van het paar de Jong-Wolf, een love song van verwante spirits en daar ergens doorheen dwalen zowaar de geesten van Serge Gainsbourg en Jane Birkin.
' Renouveau' is dan weer terug korter bij de grond, heeft (w)(m)eer kleren aan en hobbelt heel rielekst voort. Heel anders dan de pianoles van 'Choro para náo chorar' waar je aan het andere eind van de kamer een spitsvoetige ballerina vermoedt te staan trappelen. Theo is daarbij even scherp in z'n soleren, draagt voorwaar ook al zo'n nauwe panty (zou je denken). ' Le chemin de Pierre'  gaat daarna de CD uit met een etnische noot, de laatste 'voice' horen we vandaag, en da's die van Ben Ngabo. Dit nummer is er ééntje van Anne, opgedragen aan  haar Theo en aan de liner notes te merken brandt Cupido's lampje daar ten huize van de Jong-Wolf nog hevig ! Voor ons, luisteraars, heeft dit alvast een mooie warme plaat voortgebracht, zelfs de cover pics en het artwork mogen d' er wezen,...fijn zo, je vergeet er haast bij dat het buiten wintert ... 


Winus 


 
 
 
 


Rudresh Mahanthappa & Steve Lehman

Dual Identity
 
 
 
 
 
 
 

In de Overd(h)onderd ! update van januari 2011 vond / vindt U het stukje van DJ Kris over On Steve Lehman Quintet 'On Meaning'. Daarin vernoemt hij ook Tyshawn Sorey en Vijay Iyer met wie Steve Lehman het trio Fieldwork vormt. Vijay Iyer die o.a. ook in duo speelt met Rudresh Mahanthappa.

Wie al wat kent van Mahanthappa en van Lehman zal niet verbaasd zijn dat het er soms nerveus aan toegaat bij hun samenwerking. De jachtigheid van een grootstad, de rat race van het leven begin 21ste eeuw is hen niet vreemd. Beiden zijn virtuozen op altsax, snelheid en spelen op het scherp van de snee, zijn part of the game. Alle twee zijn zij dan ook nog eens heren die wat kunnen componeren, dus als zij hun krachten bundelen kan er iets groots van komen. Dat was het geval live op het Braga Jazz Festival maart 2009, bij de opname voor deze CD.

Als twee titanen samen op een podium aantreden, is het niet ongepast dat eerst en vooral zij zich in de kijker spelen. Al spelen zij met zijn vijven en valt heel snel op dat Liberty Ellman met zijn gitaar een pianist in dit gezelschap overbodig maakt, het is vooral het krachtige en vurige spel in het samen uitwerken van de eigen composities van de heren blazers dat de aandacht opeist. Met zijn tweeën laten de protagonisten 'The General' aanzwellen, met zijn vijven zetten zij de toon voor een handvol spannende jazznummers. Al in de eerste track wijken de saxen na een tijdje voor de ritmesectie en komt Ellman op het voorplan, maar pas vanaf nummer 6, 'Katchu', gaan de dominante blazers wat vaker in de schaduw staan. Niet dat Mahanthappa en Lehman zich tijdens de eerste vijf nummers de longen uit het lijf hebben geblazen door continu supersnel spel, maar het was wel intens. Hun lijnen variërend van in harmonie over een beetje schuin tot haaks over elkaar. Zoals de lijnen op het cover artwork. Het is evenwel veel meer genieten van de muziek. Ook in de tragere spanningsbogen op 'SMS' dat vnl met gitaar en sax de ether begint in te stralen.

De intensitieit buigt om vanaf 'Katchu' en de groep boort een ander vaatje inspiratie aan voor een rustige compositie. Net deze is de enige niet van Mahanthappa of Lehman, maar van Liberty Ellman. Met kronkelende lijnen zetten Mahanthappa en Lehman daarna in 'Circus' weer meer de bakens uit en blinkt een groep contemplatief uit met een hechte eigen sound. Matt Brewer legt een mooie warme basweg. Gaandeweg krijgen behalve de gitaar ook de bas en de drums meer ruimte voor heerlijke improvisatie. Met Indische invloeden en als langs meditatie en drukke conversaties en fantastische ideeënspuierij, ach, gelijk een krullende bloem gaat deze CD verder open. Te koop bij Instant Jazz.


Danny De Bock


 
 
 
 


Jason Moran

Ten 
 
 
 
 
 
 

Op woensdag 12 januari in De Tuin van Eden waren 'Feedback Pt. 2' en 'Fleurette Africaine' van Duke Ellington door Vijay Iyer te horen op Klara radio. Beide pianisten hebben een diep respect en grote bewondering voor Andrew Hill en Thelonious Monk. Hun belangstellingssferen strekken zich breed uit. Ze gaan ook over klassieke muziek, Iyer leent daarnaast uit pop en Indische muziek, Moran doet dat uit blues en hiphop. Beide zijn al enkele jaren prijsbeesten. Moran trad ook al aan met oa Sam Rivers, Bunky Green, Andrew Lloyd, Iyer met Steve Coleman, Wadada Leo Smith, Roscoe Mitchell en beiden met Rudresh Mahanthappa die zo’n beetje een bloedbroeder is van Iyer.

De CD 'Ten' die Moran in 2010 onder eigen naam uitbracht klinkt bijzonder evenwichtig. Zowel wat de stukken op zich betreft als de CD in zijn geheel, de opbouw is fantastisch sterk. Een bluesy trio trekt met 'Blue Blocks' de CD op gang en stapt in hedendaagse jazz die in een zotte Bandwagonvaart belandt, waarbij de pianist met onwaarschijnlijke klaterende reeksen klanken nog maar eens zijn visitekaartje afgeeft. De chemie in de samenwerking met bassist en drummer werpt na tien jaren van banden aanhalen en loslaten prachtige vruchten af. Donkere spanning wordt opgebouwd met 'RFK in the Land of Apartheid'. Jason Moran speelt zowel live als in de studio al langer met samples, maar zoals hij op 'Feedback Pt. 2' ijle elektronica bovenhaalt is enigszins verrassend. Overtuigend ook, de dramatische kracht en poëtische spanning van het stille nummer kan na een flink aantal beluisteringen blijven verbazen.

Levendig wordt het opnieuw met een wandeling in en een dansende mijmering op 'Crespuscule with Nellie' (van Monk) met die inventieve Nasheet Waits die ervoor zorgt dat je de aandacht ook bij de drums en de bas houdt. Ook op de vrolijke versie van 'Study No. 6' valt de drummer op en altijd is Tarus Mateen er om heel economisch het geheel te versterken. Het lijkt geen toeval dat de CD ook ’n compositie bevat van de bassist getiteld 'The Subtle One'. Er is ook een uitvoering van 'Big Stuff' van Leonard Bernstein dat toegankelijk opent en overgaat in een schitterend labyrint. Met 'Gangsterism over 10 Years' wordt de eigen Gangsterismtraditie verder gezet. Op vorige CD’s waren die niet altijd even overtuigend; van deze is het zwaar genieten. Met kracht en zacht gaat het (ook hier) verschillende kanten uit. Zoals op de rest van de CD komt de groep (nog) weinig gewaagd over, eerder als een heerlijke wijn die na jaren zijn volle toetsen laat proeven in een uitermate gebalanceerd geheel.

Vloeiend volgen de nummers elkaar op. In ontwapenende schoonheid, verstilling en eenvoud, in ouderwets jazzplezier, in uitwijdingen bij en uitbreidingen van schema’s, in oefeningen in uit de bocht gaan en toch niet over de kop gaan en crashen... 'Ten' werd in Amerika oa door Jazz Times uitgeroepen tot beste jazzalbum van 2010. Daar kunnen wij alleen maar blij om zijn.


Danny De Bock

 

 
 
 
 


Vijay Iyer

solo
 
 
 
 
 
 
 

Daags na zijn concert, solo in de Hnita-Hoeve vonden we zijn CD 'Solo' minder aangrijpend dan een week later het geval was. We hadden dan ook de neiging om alsnog kond te doen dat van deze CD erg te genieten valt. Nu vinden we daar bijkomende goede redenen voor: op 16 februari treedt Vijay Iyer op in de Singel met het Hermes Ensemble en op 19 april concerteert hij in het Paleis voor Schone Kunsten met Craig Taborn, nog een grote pianist van nu. Laat deze CD u dus maar nieuwsgierig maken.

Sprankel en fris klinken de eerste noten. Donkere toetsen komen erbij, het tegengewicht van de duistere kant. 'Human Nature'. Miles Davis speelde de Michael Jackson hit ook. Met piano solo trekt Vijay Iyer het een eigen kleed aan. The Bad Plus is al langer niet de enige om liedjes uit de popcultuur in stevige jazzuitvoeringen te gieten. Vijay Iyer behoudt de soepelheid en accentueert instrumentaal licht en duister, zwaar en licht.

Zijn uitbenen en gezwind ontspinnen van de Thelonious Monkklassieker 'Epistrophy' volgt er met glans op. Een hoop energie komt vrij. Deze pianist beseft ten volle hoe de fysische kant van het piano spelen de klank bepaalt en hoe de klanken het resultaat en de impact bepalen.

Lyrisch vertellend zich verliezen bij herinneringen aan een vervloekte droom hoor je in 'Darn That Dream', niet gauw zo poëtisch verklankt als hier. Een 21ste eeuwse benadering van de stride piano en Duke Ellingtons 'Black & Tan Fantasy' lijken ons dan dichter bij oude tijdvakken jazz te brengen zoals die van 'Darn That Dream'.

Prelude: 'Heartpiece' vormt dan een donkere brug. (Een herinnering kan opdoemen: aan zijn versie van 'Stable Mates' die je misschien eerder Unstable Mates zou willen noemen, dixit Iyer in de Hnita-Hoeve.) Het is de overgang naar een reeksje van eigen composities waarin donker en licht, sneller en trager in haast modern klassieke muziek vertellen van bespiegelingen. Terwijl de mogelijkheid tot herkenning kleiner wordt, stijgt de intensiteit. Vijay Iyer vervolgt echter zijn eigen logische weg en weet te blijven meeslepen. Hij kan boeiend observeren en ook zo vertellen over indrukken en gevoelens. Hij doet dat met heerlijke patronen in 'Patterns'. Het gevoelige 'Desiring' herinnert ons aan 'Blood Sutra'. Een zachte uitzondering bijna bij de voorliefde voor het disruptieve die deze pianist in zekere zin gemeen heeft met Jason Moran die ook de geschiedenis kent en geschiedenis maakt. 'Games' speelt dan weer meer met het ontsporen…

Of je zijn versie van 'Fleurette Africaine' nodig hebt om dit nummer van Ellington te (her)ontdekken (zie de geweldige 'Money Jungle' van 1962 met Max Roach en Charlie Mingus die in de fifties een eigen label runden en elkaar daarna moeilijk luchten konden) bekijk je zelf maar. Dit is wel een bijzondere herneming van een prachtig nummer.

Afsluiter 'One for Blount' voor Sun Ra besluit daarop geestrijk. Vrolijk begeesterd, geen pompeus slot of zo. Ideaal om een eigen stempel te drukken in de geschiedenis van solo jazzpiano. Als de autodidact die hij naar verluidt is. Spaarzaam en doeltreffend met de pedalen. Met heel gevarieerde vingerzettingen zijn eigen hedendaagse weg zoekend en zijn inspiratiebronnen erend terwijl hij hen ook eer aan doet. Meesterlijk.



Danny De Bock

 
 
 
 


Kim Versteynen

Kim In the Middle
 
 
 
 


RN002 
 
 

Kim steekt meteen van wal met een eigen nummer, 'Stepping Out', wat best aardig is en bovendien blijkt hieruit haar hoge mate van zelfvertrouwen en kunnen ,  zodat het je ook  al meteen nieuwsgierig maakt naar wat nog gaat volgen. De begeleiders met Kim 'in the middle' (aardig gevonden...) kennen we, en zijn naast pianist Arne Van Coillie ook zowat diens vaste ritmesectie wat garant staat voor souplesse en gedegen invulling met Flor Van Leugenhaeghe aan de bas en Luc Vanden Bosch aan drums. Pretentieloos, licht entertainment van een behoorlijk niveau , verwacht geen buiten de lijntjes kleuren van dit combo dat weliswaar de verwachtingen inlost die je hier bij stelt : vlot entertainment om het genietelijk warm van te krijgen en dat mag best bij deze vrieskou buiten ! Zo volgen wat overbekende melodiëen zoals 'Autumn Leaves (hier met als bijkomende aardigheid wat Franse intro van toneelschrijver Jacques Prévert- maar dat past hier erg goed bij !) of 'Moon River' van Mancini (té licht weg walsend alhoewel de pianosolo  het wat sterker maakt). Licht is anders ook 'Lazy Afternoon', very relax en mooi aangebast door Flor maar verder ook wel heel dromerig zoals weliswaar bedoeld , echter wat slaapverwekkend voor mij dan... Kim houdt anders ook wel van latin, Braziliaanse ritmes en zo kleurt 'Canção do Sal' met wat hevigere kleurtjes, al kunnen we ook hier nauwelijks van temperament spreken, een Portugese siesta is het eerder,al vermelden we hier ook  wel graag de pianosolo bij van Arne. Nee, dan gaan we wél meer voor het up tempo ' One for All', da's krachtiger en zo komt Kim's mooie stem toch meer tot z'n recht, vinden wij dan, want die stem staat er wel, is fragiel vrouwelijk maar gelijk ook krachtig, warm en overtuigend ! Zo geeft Kim en haar combo ook een mooie softversie van 'Hendrix' 'Little Wing'en zo hadden we die nog niet gehoord. Flor's bas is daarbij een extra lyrisch gegeven. 'I rest my case' is dan weer een eigen nummer, een ritmisch bewegen op de metronoom en da's ook mooi vertaald door de ritmesectie. 'Melody for Alon' van pianist/componist Omer Klein krijgt dan weer terecht een heel gepaste vocale invulling (vond Omer trouwens ook)  en behoort tot de sterkste songs op deze CD, Kim en het combo op z'n best ! Zo ook, naarmate we meer het einde naderen van deze eerste CD van Kim ook zeker een speciale vermelding voor ' A Girl I Know' van pianist François Boland, met eigen lyrics.. dát is het Kim ...het karakter, het femme fatal-achtige dat we ook in de toekomst graag van jou verder gaan horen ! Volwassen eindigt ze daarna met Being Green' met verder alleen maar Arne Van Coillie aan de piano, een perfect einde van een eerste plaat waarvan meerdere songs konden bekoren. Ik meen hierbij dan ook heel eerlijk dat deze schijf mij meer plezier deed dan ik eerst vermoedde dat ze dat zou doen. Geen openbaring maar best aangename vocale jazz van een jonge dame die het kan, dat laat zeker belofte naar de toekomst toe !

 

Winus

 

 

 

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

2014 2015 2016

 

 

 

© JAZZEPOES

 

 

 

up again !

 

 

back to start !