|
|
|
ID |
|
PRODUCENT |
|
LABEL |
|
PERSTEKST OF (kort) RECENSIE |
|
|
|
|
The Thing
Shake
2015
|
|
|
|
TTR005 |
|
Mats Gustafsson, tenor- en baritonsax, Fender Rhodes; Ingebrigt
Håker Flaten, elektrische bas en contrabas; Paal Nilssen-Love, drums en
percussie
|
De muziek van The Thing is niet meteen de meest verfijnde, de groepsnaam
is ook niet echt een woord om mee aan te geven dat je het subtiel wilt
aanpakken, maar toch en desalniettemin... Er bestaan andere kwaliteiten
die goede muziek kunnen uitmaken en The Thing weet er aantal goed te
combineren. Met geweldig samenspel dat niet alleen bij fysieke
krachttoeren indruk maakt, maar ook in gemuteerde blues en ballads
slagen zij erin om nummers in elkaar te steken als grof gehouwen
sculpturen die niet van hun sokkel te blazen zijn. Integendeel word je
als luisteraar een paar keer bijna omvergeblazen. Van bij de eerste,
noten, laten we zeggen, sluit de nieuwe cd van The Thing aan bij eerder
werk van het trio. Meteen haalt Gustafsson kreten uit een saxofoon, die
nauwelijks minder vreselijk klinken dan een varken dat op ouderwetse
wijze wordt geslacht. Het krijsen is nog maar goed begonnen als Flaten
dreigend dansend zijn elektrische bas laat klinken en Nilssen-Love met
trefzekere slagen de drums. Het heeft weg van een dreigende intro voor
een rituele dans, of slachting, door niets ontziende geweldenaars.
'Viking Disco / Perfection' heet dat dan, waarbij het tweede deel
'Perfection' een compositie is van Ornette Coleman, die hij zelf nooit
opnam. Het is een manier om zich in de 21ste eeuw te plaatsen in de lijn
van de free jazz, met een eigen benadering van een traditie. Eerst in de
lijn van Europese pokkeherrie, daarna in de lijn van de man die mee aan
de free jazz begon, diegene die de harmolodics schiep.
Wat volgt, blijft stevige kost, maar houdt het in vergelijking vaak
vredig. Verderop zoekt The Thing naar een afwisseling tussen rust en
opwinding, evenwicht en gevaarlijk hellen, beheersing en chaos. Daarbij
spelen ze graag met repetitiviteit en langzame dan wel snelle
ontwikkeling van ideeën. Het duurt niet lang eer je aan hun samenwerking
met Neneh Cherry wordt herinnerd en die associatie kan je meermaals
maken. Zowel naar het rauwe toe als naar het zachtaardige, al is dat dan
aan de rauwe kant. Je kan herinnerd worden aan 'Funhouse' van The
Stooges, die LP waarop 'Dirt' staat - en dan is er weer het spoor van
The Cherry Thing. Er zit een nummer op de cd dat verre familie lijkt van
'Egyptian Reggae' van Jonathan Richman & The Modern Lovers. Dat laatste
is een bij de haren getrokken overdrijving, maar 'Bota Fogo' heeft wel
een speelse, exotische invalshoek. 'The Nail Will Burn' is weinig meer
dan een loop, die gebaseerd kon zijn op een plaat die blijft hangen,
maar wel een met een heerlijke drive, die een fijn staartje krijgt (een
staart van een dino die uithaalt?)... De sax van Gustafsson zullen
sommige fijnproevers niet willen waarderen, hoe ze gedragen en
voortgestuwd wordt door een ritmetandem met atomische kracht is ook niet
voor ieders oren een lust, en toch! Al is 'Shake' geen meesterwerk, dit
is wel fun voor wie wel eens free jazz van een flinke dosis rock'n'roll
voorzien wil, of omgekeerd.
|
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Fabian Fiorini
De Papillons Noirs
2015
|
|
|
|
eNR031 |
|
Fabian Fiorini - piano, Steinway & Sons
|
"Soudain, je fus envahi d'une dévotion profonde" heet de eerste track op
de cd en daarmee zijn we vertrokken voor 50 minuten van piano solo,
waarin de pianist ons eerst en vooral meesleept in een diep gevoel van
ontzag. In een levendig, fris en monter spel waarbij je met welgemikte
lage tonen op de adem wordt getrapt, groeit een besef dat hier iets
wordt neergezet dat er staat en bovendien weet te raken. Deze muziek is
niet van het soort dat ongelooflijk ingewikkeld aandoet, maar dat in
vorm en inhoud van een grote uitdrukkingskracht getuigt.
Meermaals is de sfeerschepping op deze cd vrij donker, alsof we
luisteren naar een eenzame ziel in de nacht, een dichterlijk muzikant
die mijmert en vertelt. Daarbij is het fijn turen naar de donkere hoes
van de cd, met de zwarte boom en de witte stipjes van de sterren. Maar
de duistere kant is op deze cd niet overheersend. Soms laat de pianist
zich meevoeren door zijn blues, andere keren door bewondering, levendige
fantasie of herinneringen. Een verlaten kerk zou daarin niet misstaan,
een huis van klassieke muziek evenmin. Er komt ook jazz in voor,
onmiskenbaar, "Comme celle qui nous emporte à l'écoute de Monk". Daarin
lijkt hij jazzicoon Thelonious Monk te citeren, maar het is toch
refereren aan - en hij danst er meesterlijk mee weg. Waarna de pianist
weer de rust verkiest, om in een volgend stuk een uitbarsting van onrust
uit te leven. Wat verder zwaait de piano dan weer een fijngevoelige kant
uit, "Une pièce très courte" en herinnert aan Kate Bush. De notie van
devotie, waarmee de cd aanving, maakt de cirkel rond, na een verwijzing
naar een Litanie voor de Heilige Maagd die naar een haast uitzinnige
climax wordt gevoerd.
De cd 'De Papillons Noirs', die uitkwam in 2015, is het resultaat van
twee opnamedagen in december 2013. Minder kort door de bocht is cd de
vrucht van een carrière die intussen decennia omspant. Zijn liefde voor
jazz en improvisatie gaf Fabian Fiorini vaak vorm in samenwerkingen met
grote Belgische muzikanten als Fabrizio Cassol en Jeroen Van Herzeele.
In zijn traject speelt theater een essentiële rol, denk oa aan Ictus en
Anne Teresa De Keersmaeker of Wim Vandekeybus. Ook klassieke muziek is
belangrijk voor Fiorini, die vorig jaar nog een programma speelde met
muziek van Bach, samen met pianist Stephane Ginsburgh. Recent schreef
Fiorini het verplichte werk voor de Koningin Elisabethwedstrijd 2016
voor piano.
Vanaf 4 mei begint Fabian Fiorini ihkv Jazz Lab Series aan een reeks
voorstellingen in Double Bill met het David Thomaere Trio.
|
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Myriam Alter
Cross/Ways
2015
|
|
|
|
|
|
Myriam Alter – compositions; John Ruocco – clarinet;
Luciano Biondini – accordion; Michel Massot – tuba,
trombone; Michel Bisceglia – piano and arrangements;
Nic Thys – double bass; Landers Gyselinck – drums
Myriam Alter is afkomstig uit een
Joods-Spaanse familie. Als kind groeide ze dus op in een divers muzikaal
milieu: Sefardishe, Italiaanse, Latijns-Amerikaanse, Oosterse muziek of
klassiek, al deze kleuren krijgen in de muziek van Myriam Alter een
plaats. Zo ook is haar meest recente plaat daarvan een bewijs:
“Crossways” op een kruispunt van beschavingen. Haar moeder is van
Griekenland (Saloniki) en haar vader van Turkije (Istanboel).
De band is verrassend samengesteld uit: Luciano Biondini, accordion;
John Ruocco, klarinet; Michel Massot, tuba en trombone; Michel
Bisceglia, piano; Nic Thys, akoestische bas; Lander Gyselinck, drums
(bekend van LabTrio) en Myriam Alter, piano (alleen op track 11).
De 11 Tracks zijn opgenomen in Brussel en gemastered in Munchen.
Na een eerste beluistering valt het volgende op: de melancholie is
aanwezig door die indringende accordeon klanken en de lichtheid van de
klarinet geeft je weer een vreugdegevoel. Het is een plaat met een lach
en een traan. Het zijn Biondini en Ruocco die zorgen voor de
belangrijkste stem aan Crossways, hun uitwisselingen op accordeon en
klarinet zijn een prachtig voorbeeld van instrumentale empathie. In het
korte eindstukje (iets te kort naar mijn gevoel) ‘no room to laugh’
speelt Myriam zelf de piano en eert haar overleden vriend en mentor
pianist Mal Waldron
(1925-2002).
Tussenin brengt Myriam ons op een ontdekkingsreis met verhalen uit
verschillende streken. De eerste nummers zijn Mediterraans getint. In
het uptempo nummertje in 7 maat ‘Weird Mood’ zit iets Arabisch. Hierin
kan Michel Massot schitteren op trombone. Het piano trio o.l.v. Michel
Bisceglia die ook de arrangementen schreef is een ideale partner voor
dit soort van sfeermuziek dat dienst kan doen als filmsoundtrack. Een
mooi voorbeeld is de track ‘above all’ en het meest jazzy. ‘Don’t worry’
is dan eerder folk-achtig voor bij het kampvuur.
Het is een unieke jazz productie op het befaamde Enja label. De plaat
straalt rust, evenwicht en nostalgie uit. Het is een plaat voor de
achtergrond maar ook om lekker bij te zitten mijmeren met een glas wijn
.
|
|
Michel Proesmans
|
|
|
|
|
|
The Bureau of Atomic Tourism
Hapax Legomena
2015
|
|
|
|
RAT034 |
|
Teun Verbruggen : Drums
Nate Wooley : Trumpet
Jozef Dumoulin : Fender Rhodes
Andrew d’Angelo : Sax and Bassclarinet
Hilmar Jensson : Guitar
Tim Dahl : Bass
Als drummer bij het Jef Neve Trio belandde Teun Verbruggen in een
commercieel succesverhaal, iets wat lokaal was begonnen en
internationaal aansloeg. Dat trio ging vrij vlot tot ver over de
landsgrenzen en buiten Europa optreden met fijne jazz van de pianist en
wonderboy die volle zalen trekt. Daarnaast maakt Teun Verbruggen ook nog
deel uit van de ritmische motor van een ganse rij Belgische projecten en
groepen, als leider en als groepslid.
In The Bureau Of Atomic Tourism, afgekort BOAT, leidt Teun Verbruggen
een project dat tot de verbeelding mag spreken. Met BOAT werkt hij in
internationaal gezelschap aan muziek die eerder aan frontlinies en
avant-garde doet denken. Muziek die zich misschien altijd tot kleine
podia zal beperken, maar vast aan een eigen droom beantwoordt die
intussen toch maar werkelijkheid wordt. Met in de rangen namen die door
kenners hoog ingeschat worden, onder wie de meest markante nu Nate
Wooley is. Deze trompettist liet zich al opmerken terwijl hij de grenzen
van het klankpallet van de trompet verkende en verlegde. Intussen
bekwaamde hij zich ook verder in de fijne en de melodische kunst en nu
verbindt hij op meesterlijke hoogte traditie met vernieuwing. Zo speelt
hij op zijn nieuwste album flink wat muziek van Wynton Marsalis, zij het
op eigen wijze.
Maar terug naar BOAT. Mening criticus liet zich al heel enthousiast uit
over optredens en albums van deze groep en zo ook over deze cd, die is
samengesteld uit live-opnamen uit 2014. De composities zijn van de
groepsleden die meespelen; de leider is de spil, maar droeg geen nummers
aan. 'Hilsnut' opent op een ontspannen manier levendig en leuk, als een
bijna van reggae getint jazzrocknummer dat vrolijk de toon lijkt te
zetten, maar het maakt een drieste, donkere ommezwaai richting metal met
een tempowisseling die kan tellen. Het is één van de twee stukken op de
cd die het dichtste bij de stempel van 'gitaarnummer' komen, wat past,
want die beide zijn van gitarist Hilmar Jensson. Het andere is 'Pittles'
en dat laat zich enigszins associëren met de groteske humor en wilde
muzikaliteit van Flat Earth Society, bij wie Verbruggen ook drumt.
'Pittles' lijkt de verbeelding te willen prikkelen als een meezinger
voor headbangende ganzen. Het etiket jazzrocknoise waardig.
Ook van Andrew d'Angelo vinden we twee nummers op de cd. Het feestelijke
'Eohnit' doet denken dat d'Angelo meer met klezmer moet hebben dan met
latin music, al doet zijn familienaam anders vermoeden. Jozef Dumoulin
danst de composite into Space, Verbruggen klopt de vette deeg van de
feestcake smaakvol op, zodat we een luchtig mengsel krijgen. 'Numer
Ology' speelt heel anders met space, met de notie ruimte, het gaat
ritmisch heel speels om met stiltes en plakt spitsvondige passages bij
elkaar.
Van de andere drie leden krijgen we een enkel nummer en daar zitten de
hoogtepunten. Met 'Citrus' dat als stevige afsluiter komt van een cd die
uiteindelijk heel gevarieerd is en ook wel wisselvallig. 'Citrus' klinkt
als een nummer van een hechte groep die met prima afwisseling, hier een
combinatie van rechtlijnigheid en draaiingen, efficiënt is als een
citroenpers, of als een betonmolen, een krachtige groep die prestigieuze
plekken in het milieu aankan. Midden in de cd zit 'Carolientje en haar
bootje' van Jozef Dumoulin, een vreemd verhaal, een nummer van meer dan
12 minuten dat een moeilijk traject aflegt, maar dat in zijn mysterieuze
tocht de aandacht blijft vasthouden. Echt fascinerend. En daarop volgt,
mooist van al, het nummer van de trompettist, opgedragen aan een andere
trompettist. 'Ron Miles' toont hier, toonde dus in 2014 al, wat voor
pracht Nate Wooley zoal voor ogen had om weldra aan de wereld voor te
leggen.
Hapax Legomena: een momentopname die als cd een topper kan zijn voor een
aantal liefhebbers van het stevige werk, voor andere een boeiend
document waarop enkele nummers staan om nooit te vergeten.
|
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
3/4 Peace
Rainy Days on the Common
Land
2015
|
|
|
|
eNR037 |
|
Christian Mendoza - piano
Ben Sluijs - alt saxophone / flute
Brice Soniano - double bass
|
Het tweede album van 3/4 Peace valt meteen op door de zwart-witte hoes.
Met tekeningen van Bart Stolle staat het woord artwork hier volledig op
zijn plaats. Werk van deze kunstenaar was recent nog te zien in het SMAK
en in Zeno X Gallery. Geabstraheerde vormgeving combineert Stolle met
een inhoudelijke fijngevoeligheid, hij houdt het graag bij de essentie.
Met deze aanpak mijdt hij onwaarachtige franjes en andere ballast en
tekent hij voor fascinerend werk dat uiterst fijn kan zijn.
De verpakking van het nieuwe album van 3/4 Peace sluit bijzonder mooi
aan bij de muziek van dit trio, die zich laat omschrijven als rustige
kamerjazz. Muziek zonder drums die weinig franjes vertoont, maar kan
tintelen en sierlijk verder glijden - of kringelen, of heel traag
voortbewegen. Nu eens fris en licht, dan weer rustig en diepgaand,
steeds puur en schoon, op een bijzondere en eigen wijze intens.
Kamerjazz die raakvlakken heeft met klassieke kamermuziek en meer.
Dat deze aanpak bij dit trio zo goed werkt, hoeft niet echt te verbazen.
3/4 Peace is intussen al enkele jaren een working unit. De drie
muzikanten zijn ook niet van de minste en profileren zich alledrie wel
vaker in muziek die sober en intens durft te zijn. Ben Sluijs heeft al
jaren eigen groepen en staat ook bekend voor zijn intense samenwerkingen
met pianist Eric Vermeulen. Brice Soniano duikt in onze kontreien almaar
meer op in bijzondere bandjes, bijv. bij Natashia Kelly en Harmen
Fraanje. En Christian Mendoza kom je in speelse, levendige groepen
tegen, maar ook bijv. in duo met Heleen Van Haegenborch vertrekkend van
Bach. Alledrie weten ze heel helder ideeën te verklanken, en daarbovenop
blaast Sluijs zijn unieke ruis, die de intimiteit verhoogt.
Op 'Rainy Days on the Common Land' trekt 3/4 Peace de lijnen door die
zij al inzetten van bij hun eerste album, met vooral composities van
Sluijs die hun kracht al bewezen hebben plus sterk werk van anderen. Van
Sluijs vinden we hier bijv. het romantisch "Still" en zijn swingende ode
"Someone Like Lee" - voor Konitz. Anderen zijn bij 3/4 Peace de andere
groepsleden en componisten uit de galerijen van Grote Namen. Op dit
album Bela Bartok, van wie zij de openingsmelodie van het "Bartok Violin
Concerto" een originele uitvoering geven. En dan zijn er het bijna
zangerige 'Hope' van Mendoza dat vrolijk huppelt en het lieflijke 'Les
Noces De Behleem' van Soniano. Waarmee we bij nog een kenmerk van 3/4
Peace komen: een neiging soms tot sacraliteit. Live kan je dat bijv. al
eens meemaken met "Le baiser de l'enfant Jésu" van Messiaen.
Zowel op plaat of cd als live zorgt dit trio voor een bijzondere
belevenis. Rustig, maar innemend. Je kan er mensen bij zien ontspannen
en knikkebollen terwijl anderen aandachtig zitten te kijken, te
luisteren en genieten. Op één of andere manier voert 3/4 Peace je mee,
weg van onwaarachtige franjes en andere ballast.
|
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Altertape
Nandrin Sessions
2015
|
|
IJSKASDEEL VZW |
|
SLD002 |
|
Jonathan Callens - drums, keys, compositions
Joshua Dellaert - drums
Jan Ghesquière - guitar
|
Soundscapes in een virtuele wereld die niet steeds van vrolijkheid lijkt
over te lopen, daar lijkt het mij bij deze 'Nandrin Sessions', opvolger van
het eerder verschenen 'Glasstic Drops' allemaal wat om te doen en daar
lopen blijkbaar wat jongens wild van ook als ik zo die besprekingen lees
hier. Helaas zag ik deze Altertape nog niet eerder op de scène want het
lijkt mij dat het juist daar is dat je deze muziek het best kan smaken . Dit
Eepeetje bevat 4 titels, allen van de hand van drummer Jonathan Callens
(hedendaagse folk en alternatieve muziek bij o.a.Follia! en Humble
Grumble) en die
ook aan de keys heel bepalend is voor de atmosfeer van deze 'Nandrin
Sessions'. Ook het gitaarwerk van Jan Ghesquière (o.a. bij Sinister Sister)
staat daarbij vooraan. De wat doedelzakken fade-up van beginner 'Part01' slaat daarmee bij
mij het beste aan zoals die aan tempo wint bij een aangehouden thema en zich
ontwikkelt tot een dansbare electro-rockbeat. Nummer 3 heet hier 'Part11' en
die begint dan weer fris opgewekt aan de pianotoetsen, wat zweverig aan de gitaar
bij het starten misschien maar die gaat gauw krachtiger statements
afleggen en de song gaat dan tegen een erg ritmische achtergrond rockend
escaleren naar het einde toe, dat zit ook wel goed. Minder heb ik het voor
'Part06' op twee, de wat balladeachtige vertelling waarbij distortion de
overhand neemt en het geheel met veel cymbalen eindigt in een 'end of times' sfeertje, is mij wat te veel dramatiek en track 4 noemt hier 'Part12
en die dompelt je helemaal in een mistige sfeer alhoewel het er aan de start
beloftevoller aan toe gaat met een lekker ritmisch drummen en een mooie bas
die het woord voert (Joshua Dellaert, bekend van o.a. het Skordatura
Punkjazz ensemble).Echter gaat het er na een paar minuten al anders aan
toe en begint alles te vervagen in een ijlheid waarbij alleen het
uitgesproken stevige drumwerk overeind blijft. Beetje plechtstatig klinkt de
roffel nog terwijl de rest de eeuwigheid ingaat maar het aardige is wel dat,
als je vlak daarna terug track 1 start, die heel mooi daar weer bij
aansluit. Half om half dus ligt mij deze productie in een zeer eigentijds
klankbeeld en ik ga er dus van uit dat dit meer betekent op de scène dan op
de plaat al hoop ik dat dit jaar dan wel es te ontdekken ook ...Stevig
nieuw werk dus da'k eerder onder rock dan onder jazz zou durven te classeren
maar da's niet echt bijdetijds meer, dat 'hokjeszien'...
|
|
Winus
|
|
|
|
|
|
JuKWAA
Harbinger Of
Imminent Ruin
2015
|
|
|
|
eNR038 |
|
Thijs Troch - piano
Nils Vermeulen - double bass
Sigfried Burroughs - drums
Otto Kokke - saxophone
Jonas Van den Bossche - guitare
|
Met 'Harbinger Of Imminent Ruin' tekent Jukwaa voor een tweede cd, of
zoals het op de hoes staat voor een "second occurrence of Belgians
extravagant impro youngsters". Omdat het van jonge muzikanten komt en zo
ferm overkomt, is het een schijfje dat je kan doen afvragen wat maakt
dat gezamenlijke improvisatie wél of niet lukt. Leeftijd maakt blijkbaar
niet uit. Het zal wel noodzakelijk zijn dat de chemie goed zit, dat
mensen op dezelfde golflengte zitten. Technische mogelijkheden zijn vast
ook niet onbelangrijk; anders valt er misschien wel eens 5 of 10 minuten
echt boeiend samenspel uit te puren, maar toch moeilijk meer dan een
half uur. In elk geval, bij Jukwaa klikt het in elkaar.
Bij dit kwintet van jong talent kan een improvisatie met noisy klanken
een sobere geluidenpuzzel zijn die gestaag opbouwt naar een dreigende
climax, zoals in 'Incense'. Elders lijken zij aan de wandel en zich
verwonderd uit te drukken in wat neigt naar een ballade, zoals in 'Ach'.
Zij kunnen leentje buur spelen bij drum'n'bass, rock, jazz, free jazz,
heavy metal,... Steeds hebben de geluidscollages een eigen logica die
maakt dat het zaakje op één of andere manier coherent blijft.
Eén en ander zal ook wel gelegen zijn aan de opbouw van de stukken.
Meestal is er een structuur die begint met een intro met één of een paar
instrumenten, waarna de 5 jonge muzikanten elkaar de ruimte laten en
heel alert elkaars ideeën aanvullen. Daarbij laten zij hun creativiteit
de vrije loop. Piepen, scheuren, schuren, bonken, slaan en zagen, er
komt van alles en nog wat bij en telkens zit het op zijn plaats. Zeer
aanwezig en vindingrijk is bassist Nils Vermeulen, die hier heel anders
speelt dan bij Laughing Bastards. Andere opvallende naam en speler is
hier pianist Thijs Troch, u bekend van Keenroh, in 2014 winnaar Gent
Jazz Jong Talent. Voor hem is improvisatie schijnbaar onontbeerlijk.
Jukwaa klinkt op deze cd deels als een uitlaatklep voor donkere
gedachten, een speelruimte om duivels uit te drijven of nieuwe fleurs du
mal te kweken. Titels als 'Fantôme', 'Rose' en 'Blossoms' helpen in die
richting te denken. Daarnaast is het ook een speeltuin, een plek om te
experimenteren. Veeleer dan een commerciële voel je hier dan ook een
kunstzinnige houding, zeer uitgesproken in 'Antépénultième' dat perfect
zou passen bij een eigenzinnige installatie zoals je die kan aantreffen
bij Verbeke Foundation of een tentoonstellingsruimte van dat slag.
Iemand zin misschien om een keer een festivaldag te organiseren in zo'n
omgeving?
|
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
LAUGHING BASTARDS+
Old Masterplans
2015
2015
|
|
|
|
HAM003
|
|
Michel Mast, tenorsax; Jan-Sebastiaan Degeyter, gitaar; Nils Vermeulen,
contrabas; Lander Gyselinck, drums
|
Laughing Bastards namen met een bezetting van sax, gitaar en contrabas
al even een voorbeeld aan The Jimmy Giuffre 3 uit de fifties. Een trio
zonder drummer was in de jaren '40 en '50 niet zo ongewoon, maar eerder
iets voor pianisten, vibrafonisten en gitaristen (bijv Nat King Cole,
Red Norvo, Tal Farlow). The Jimmy Giuffre 3 vielen meer op door rustige
muziek die zachtjes grensverleggend was, met blues-based folk jazz die
in 1957 atypisch was. Met 'The Train and the River' scoorden ze een
kleine hit. Laughing Bastards+ nu wijken door de toevoeging van
Lander Gyselinck radicaal af van hun voorbeeld, de bezetting zonder
drummer. Toch halen de Bastards een flink deel van de inspiratie nog
steeds bij The Jimmy Giuffre 3, meest expliciet in het coveren van 4
nummers. Het eerste daarvan op deze cd is 'Time Enough' - meteen ook het
openingsnummer - en dat roffelt de drummer op gang. Zo maakt de groep
meteen een statement, zonder afbreuk te doen aan de fijne aard van de
muziek. Lander Gyselinck vult ritmisch en melodisch heel creatief de
delicate muziek aan, die voorts vrij getrouw wordt gebracht. Dat geldt
ook voor die andere 3 covers, waaronder 'The Train and the River'. Voor
de liefhebber van het oude materiaal klinkt het allemaal heel herkenbaar
en het blijft delicieus; je moet al een purist zijn om het slagwerk weg
te wensen. De Giuffre-composities worden afgewisseld met eigen
materiaal, vooreerst 3 stukken van gitarist Degeyter. Die hebben ook een
folksmaakje, zij het eerder met een latin touch. Het zijn drie meer dan
aardige composities die hier allesbehalve misstaan, al doen ze minder
verslavend aan dan het Giuffre-materiaal. De vierde eigen compositie,
het titelnummer, is er een van de groep. Hier waadt de muziek traag in
een filmische sfeer, die met bescheiden, maar efficiënte middelen
ontregeld raakt. Het pallet aan klankkleuren dat de muzikanten al met
veel finesse voorschotelden wordt zo nog verder uitgebreid. Met
'Little Niles' van Randy Weston wordt nog een beroemde compositie naar
voor geschoven. In deze instrumentatie past het perfect op dit album.
Elk van de muzikanten speelt hier met een zwier en precisie alsof het
voor allevier een van hun lievelingsnummers aller tijden is. Waarop nog
een aparte overgang volgt, met een instrumentale versie van 'Exit Music
(for a film)' van Radiohead. De klaagzang van het origineel krijgt hier
een warme, melancholische invulling. Het is een mooi nummer om een
autorit mee af te sluiten en dan nog even van de stilte te genieten. Dan
krijg je er plots nog een hidden track achteraan, een komische versie
van 'Old Masterplans'. Het zijn muzikanten met fijne smaak en humor,
deze bastaards.
|
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Alfredo
Midnight Prayer - a tribute to Sam Coenegrachts
2015
|
|
|
|
SLD001 |
|
Alfredo = Astrid Creve : vocals - Marijke Hellemans : guitar - Robbe
Kieckens : percussion - Kris Auman : double bass - guests : Bart
Vervaeck : pedalsteel - Viktor Perdieus : sax
|
In een productie van de Gentse jazz en
folk geïnspireerde groep Alfredo verscheen er begin deze maand op het
kersverse label 'Solidude Records' een eerste schijf maar helaas wel één
tegen een tragische achtergrond geplaatst. De bijtitel 'A Tribute to Sam
Coenegrachts verklaart daarbij al alles. Deze jonge gitarist/zanger,
eigenlijk nog maar net jonge vader ook, kwam tijdens een wandeling
jammerlijk en met dodelijke' afloop ten val in het verre Noorwegen, op
het Noorse eiland Senja, waar die verbleef ter gelegenheid van een
concert... 'to my true love Sam' staat er op het voorblad van het
verzorgde tekstboekje dat bij de CD zit en de meeste teksten zijn dan
ook van de hand van Kris Auman, z'n vrouw, hier bij Alfredo beroert zij
tevens de bas (ook bij Django project ' Monkey Business'). De CD is,
gezien het gegeven , een erg intimistisch terugdenken aan Sam
Coenegrachts , de bezielde en enthousiaste Django performer (zie ook 'La
Femme Belge'). Zijn nummers hier, niet eerder gepubliceerd, worden erg
mooi ingevuld door de vertolkingen van o.a. een eerdere leerlinge van
Kristen Cornwell en Annu Junnonen aan vocals : Astrid Creve en da's
meteen heel erg raak. Marijke Hellemans op gitaar raakt je meteen ook op
de gevoelige plek tijdens het eerste nummer 'Hope' , dat meteen de
teneur aangeeft. Vaderlijke liefde voor dochtertje Loucia met de tekst
van Sam en op de muziek van Alfredo, hier met het wat Afrikaanse ritme
dat percussionist Robbe Kieckens er in legt vervolgt daarna waarna dan
weer de madness van deze wereld in enkele woorden raak gevat wordt in
'Guess it's over'. Ingetogenheid terug met het verdriet van Kris zelve
in tekst en muziek van haar hand, machteloosheid naar muziek en woord
vertaald in 'Mourke' . De ode aan Sam 'Midnight Prayer', een
gearrangeerd nummer van Alfredo naar de muziek van Sam toont ondermeer
het talent van solerende Marijke Hellemans op gitaar (in 't oog te
houden !), die bijgetreden wordt door gastblazer Viktor Perdieus (o.a.
Ifa y Xango)... 'I guess it's over', klinkt het, daar valt niks aan toe
te voegen... 'My Gentle Fair' is daarna een trieste wals, eerste strofen
slechts vocaal maar in de juiste teneur ingezet door een Astrid Creve,
terecht aan het vocale roer blijkt nogmaals. 'Loucia' , het enige meer
uptempo Afronummertje dat Kris schreef en Astrid van tekst voorzag
arrangeerde de band dan als een kinderliedje voor de jonge dochter, een
hink-stap spelletje als het ware, tussen de lijnen op de grond , en ook
hier duikt Viktor Perdieus weer op om daar als een vrolijke vlinder
tussendoor te fladderen. Deze CD besluit dan terug ingetogen en gepast
met 'La Reine Morte & La Grenouille' : ...'There's no need for words...
een intimistisch document om terug te denken aan Sam Coenegrachts is
deze 'Midnight Prayer', op gepaste wijze muzikaal ingevuld en
geproduceerd want helaas werd deze jongen véél te vroeg door de dood
gegrepen, sometimes life sucks...
|
|
Winus
|
|
|
|
|
|
Keenroh
Keenroh XL
2015
|
|
|
|
eNR043 |
|
Jan Daelman, fluit; Thijs Troch, piano; Bart Maris, trompet; Marti
Melia, klarinet en basklarinet; Ruben Verbruggen, altsax en baritonsax;
Thomas Jillings, tenorsax en altklarinet; Niels Van Heertum - euphonium;
Laurens Smet, bas en elektronica; Teun Verbruggen, drums en elektronica
|
Jan Daelman en Thijs Troch, samen Keenroh, wonnen in 2014 de Gent Jazz
Jong Talentprijs. Dat zette hen aan om met andere, jonge en meer ervaren
muzikanten samenwerkingen aan te gaan. Hun Keenroh & friends kende
verschillende gedaanten met o.a. Niels Van Heertum, Laurens Smet, Mano
Cabras en Joao Lobo. Zo verkenden zij verder paden in de improvisatie.
Met het project Keenroh XL gooiden zij het over een heel ander boeg. In
een veelkoppige bezetting bleef de improvisatie beperkt, binnen de
grenzen van composities die van buiten de groep kwamen. Het geschreven
materiaal kwam van Jozef Dumoulin, Bo Van Der Werf, Kris Defoort en Ben
Sluijs, al sinds jaren gesmaakte componisten. Dat maakte nieuwsgierig
naar hun try-out concert in De Singer in mei 2015, toen bleek dat er nog
heel wat werk aan de winkel was. In juli tijdens Gent Jazz 2015 bewezen
ze dan weer dat het hooggemikte streven op korte tijd tot een geslaagd
project kon uitgroeien. Om het XL-avontuur een fysieke boreling te
geven, kozen de muzikanten toch weer voor muziek die van binnenuit werd
geschapen. De cd laat eigen creaties horen van de spelende groep,
waarbij de kunstmatige inseminatie de vorm heeft van elektronische
klanken en vervormingen. Het resultaat is een sterk album, met
wondermooie en uiterst verfijnde stukken, afgewisseld met speelse
knutselwerkjes van geluiden. Al die uitingen van creatief zoeken leiden
tot knappe stukjes, of het nu is in een samen werken aan evenwichtige
schoonheid of op elkaar inspelen in grillig gepruts. Pakkend schoon
is bijvoorbeeld 'Eukarist' waarmee de cd begint. Met piano en fluit
vangt 'Eukarist' aan, waarmee de kern van de grote groep spreekt. Daarna
bouwen zij met de anderen aan een ingetogen heerlijkheid. Ook 'Doel IV',
dat in een kleine versie voorkwam op de eersteling van het duo, krijgt
hier een fijne, haast sprookjesachtige uitvoering. De rijkdom aan
blazersklanken in combinatie met de sobere, maar goed gekozen variatie
in bastonen en drumslagen leveren sierlijke pracht op. Van de
grilliger stukken moet je zeker 'Klaach' beluisteren dat misschien van
ver een knipoog werpt naar Colin Stetson, maar hoe dan ook een kort
hoogtepunt uitmaakt op de cd. Wie niet vies is van geluiden, van vrije
muziek die klinkt als gesprekken en hoog oplopende discussies tussen
gemuteerde reptielen en cybermonsters, kan hier zijn gading vinden in
kleinoden die meerdere kanten tegelijk uitgaan en toch samenhangend
blijven. Verfijning zowel als chaos laten pakken als mayonaise, je
moet het maar doen. Jan Daelman en Thijs Troch doen het, hier met een
hele rist collega's. Keenroh zet zich in meerdere gedaanten door als een
overtuigende speler in het jazzlandschap.
|
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Froidebise Orchestra
Froidebise Orchestra
2015
|
|
|
|
|
|
Nathalie
Lefin, Laurence Ronveaux : violins - Rhonny Ventat,Robert Jeanne, Manu
Hermia : sax - J.P.Steffens : trumpet, buggle - Thierry Crommen :
harmonica - René Stock: bass - Bilou Donneux : drums - Michel Seba
: percussions - J.P.Froidebise : guitar, vocals
|
Eind jaren '90, 2000
leerde ik Jean-Pierre Froidebises' werk vooral kennen door de bluesfactor
van 'Freezin' to the Bone' en 'Eroticomobile' dat later volgde. Daaruit
bleek al 's mans eclectisme, de voorkeur voor diverse muziekstijlen, blues,
jazz en ballades, chanson. Het was absoluut weer es wat anders maar ik was er wél een
hele tijd weg van ! Ik miste nadien 'Soft Music for Broken hearts' uit
2008 en daar kwamen nog andere albums achter ook maar ja, d'er komt zoveel
op je af en zo gaat dat dan , je raakt de man kwijt in de tijd...
Enthousiast was ik dan ook toen in de Homerecords cataloog toevallig
mijn oog viel op 'Froidebise Orchestra' dat begin Maart dit jaar het licht
zag. Het was vooral ook de orkestrale omlijsting die mijn aandacht trok, met
kleppers als Rhonny Ventat, Robert Jeanne en Manu Hermia op saxen, René
Stock op bass en Michel Seba op percussie. Zet daarbij wat violen en voeg
daar de absolute eigenzinnigheid van Jean-Pierre bij, samen met z'n virtuose
gitaarspel en warme stem, kopen werd dat dus, die plaat ! Intussen is dat
enthousiasme hier erg bekoeld en, me louter baserend op het mij bekende werk
uit die 2 CD's die 'k hier nog van hem liggen heb en wat ik nu hoor zeg ik
het maar best meteen : Voor mij is dit een overbodige plaat met om te
beginnen platte funkpop op track 1 en 2, vrij onbetekenend spul op spoor7,
8, aanhoudende troosteloosheid op 10 ' Le Tombeau de Jean-Pierre Froidebise
(dus waarschijnlijk zo bedoeld ook...)', het krankzinnige van 'Les
Parasites de l'esprit' tot de oervelende kutfinale op nummer 12. Toch
vermelden dat er ook enkele nummers beter in het gehoor liggen. 'Mon
repondeur', met die jazzy gitaarlicks en de erg mooie harmonica van Thierry
Crommen, die lust ik wel. 'Le coeur des belles dames' , da's een grootse
waarbij ik de violen écht wel kan hebben, energiek en waarschijnlijk het
beste nummer van deze plaat. JP is trouwens steeds groots op de gitaar! En
ook wat daarop volgt 'Window Woman' is een warme 'schurk me tegen je aan'
slow song, met weer te vermelden die prachtige mondharmonica van Thierry
Crommen, staat dus ook bij de weinige plussen van de plaat. 'Un type comme moi'
herinnert me daarna aan vroeger werk van Froidebise maar schrap hier
liefst de violen bij. 'Freedom Jazz Dance' ? al vele keren betere versies
gehoord van deze sterke song van Eddie Harris...met die stem van hem d'er bij is dit de 'Barry White' version,
sorry hoor...Ja , dat is het dus, grotendeels een teleurstellend album van
wat ik nog wel steeds een groot artiest vind. Als je's mans bio d'er bij pakt
val je bijna omver maar dit album is beter geen referentie, toe te dekken met het
deken van de tijd, het talent van alle meewerkende artiesten én hemzelf ten
spijt...
|
|
Winus
|
|
|
|
|
|
Bambi Pang Pang
Drop Your Plans
2015
|
|
|
|
eNR040 |
|
Andrew Cyrille - drums Seppe Gebruers - piano Viktor Perdieus -
saxophones Laurens Smet - bass
|
Als je aan Seppe Gebruers denkt, aan Ifa Y Xango of aan Andrew Cyrille,
dan verwacht je bij Bambi Pang Pang ism de legendarische freejazzdrummer
misschien eerder taaie muziek. Ook zulke nummertjes vind je op deze cd,
maar vooral hoor je hier een zoeken naar de essentie. Een kernachtige
aanpak en een drang naar eenvoud springen in het oor, zoals ook op Jazz
Middelheim 2013, toen Bambi Pang Pang het coachingproject van het jaar
was. Uit die samenwerking is deze cd voortgekomen, waarop geen enkel
echt lange compositie voorkomt. Het album begint bijzonder lieflijk
en teder met 'Isme' van Viktor Perdieus. Dit komt bij een eerste
beluistering zo mooi en helder over dat het weet te verrassen. Na het
verrassingseffect blijkt het ook nog van een onvergetelijke schoonheid -
het nestelt zich opvallend gemakkelijk in het geheugen. Zachte en
rustige nummers volgen er verder nog, ze zijn zelfs in de meerderheid en
telkens bespelen ze weer andere gevoeligheden. 'Frases' bijvoorbeeld
lijkt eerder op droefenis te leunen, 'Sum' zet behoedzame stappen en
'Border/Grens' sluit bijna aan bij bespiegelingen van een Keith Jarret,
maar dan in een notendop. Die rustige nummers kom je dus tegen in
een parcours dat hier en daar toch ook wel kronkelt. Zo klinkt 'Fuks'
als tweede nummer hobbelig door de ongelijke stappen van een soort van
walking bass. 'Threescore and Fourteen' is een korte improvisatie-gril
die afklokt op minder dan 1'13". Hierop volgt een heerlijk hoogtepunt
met 'Dr. Licks' dat fel uitpakt en uitnodigt tot een wilde dans die
enigszins freaky mag zijn en toch beheerst blijft. Waarna alles weer
vertraagt, ditmaal met een solo nummer van de drummer. Zijn 'Bottle of
Drums' laat zoveel ruimte dat het uitnodigt om zelf in te vullen wat er
niet is, wat jij er bij wilt horen. Deze cd is het bewijs dat het
coachingproject op Jazz Middelheim een souvenir in de vorm van een album
waard was. Als deze cd verbaast, dan is het door de focus van de
muzikanten en de meestal rustige, zeer fijnzinnige, creatieve
samenwerking. De samenhang lijkt helemaal op het eind uit elkaar te
rafelen in een herneming van 'Isme' - alsof dit uniek verband eenmalig
moet blijven en daarom loslaat. |
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
De Beren Gieren
One Mirrors Many
2015
|
|
|
|
|
|
Fulco Ottervanger, piano; Lieven Van
Pée, contrabas; Simon Segers, drums |
De titel van de cd draagt misschien
iets filosofisch uit, iets psychologisch, vervat in een nuchtere
vaststelling, een wijsheid. Men weerspiegelt waarlijk velen. De één al
meer dan de ander en in de wijze waarop vallen veel verschillen op te
merken, het gebeurt bij sommigen opvallender, bij anderen meer
gefragmenteerd of verholen. Laten we in het midden of voor dit trio
de jaren van wijsheid (al even?) zijn aangebroken, in ieder geval is hun
muziek met de jaren gesofisticeerder gaan klinken. Ontwikkeld hebben
deze muzikanten zich duidelijk wel. Vijf jaar geleden klonken ze al als
een hecht trio dat energiek uiteenlopende invloeden verweefde in muziek
die moeilijke wegen en leuke paadjes opging. Variatie is intussen nog
steeds troef, humor is een vaste trek gebleven en meermaals passeren ook
nog stukken met een filmisch karakter. Het soundtrackgehalte is van
eerder schokkerig en expressionistisch naar surrealistisch en
geraffineerd dramatisch geëvolueerd. Een filmische sfeer kan een kort,
titelloos stukje kenmerken dat een droomtoestand lijkt te verklanken of
opduiken in een langere compositie als 'Muziek weet niks'. Afwisseling
en tempowisselingen vinden we al in de eerste nummers. 'Schaduwleven'
ontwikkelt uit een klein motief bijna een wals, waar alras weer een
kruis wordt overgetrokken. Leek het alsof rustig een suite begon, de
openingstrack gaat naadloos over in 'Rebel Jazz To Rebel Against'.
Daarin gaat het trio speels de dreigende toer op, met volle, rauwe bas
en primitieve percussie, ahw klaar voor een gevecht, maar om te spelen.
Het is één van die nummers waarin de drie gas terugnemen om dan weer van
tempo te veranderen en vooruit te denderen - hier dreigend om dan toch
plezierig te eindigen, in 'Muziek weet niks' om een surrealistische kant
op te gaan. Op de nieuwe cd bedienen de muzikanten zich ook van
elektronica en dat doen ze alledrie. Soms om klanken te vervormen,
waarmee een dromerige sfeer wordt opgewekt. Elders verbreden zij met
onduidelijke samples en geluiden het pallet aan klankkleuren en
gebeurtenissen. Op 'La laisse lointaine' bijv waarin de muzikanten eerst
heerlijk spelen met verschillende tellen van stilte, wordt naar het
einde een vreemde, machinale sample ingelast, waarna het spel met tellen
van stilte wordt hernomen. De elektronische snufjes zijn er duidelijk om
iets toe te voegen en niet zomaar. Ze passen in de totaalaanpak waarin
rustige bespiegelingen en energieke bewegingen elkaar veelal sierlijk
afwisselen en een enkele keer bruut. De Beren Gieren, verfijnd en
voluit.
|
|
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Ruby
Novae
2015
|
|
|
|
|
|
Ingrid Weetjens: lead & backing vocals- Koen Geudens: piano, keyboars
and horns arrangements- Lara Rosseel : double bass - Lionel Beuvens :
drums - Jean-Paul Estiévenart : Trumpet - Arker : additional keyboards,
electric guitar & programming - Marjan Van Rompay : alto sax - Bart
Borremans : tenor sax - Vincent Brijs : baritone sax - Dree Peremans :
trombone
Ergens in Februari, begin dit jaar , zal het geweest zijn toen Ingrid
Weetjens en haar band Ruby afzakte naar de Mechelse JaZZZolder en wij
aldaar al wat uitreksels mochten horen uit een later te verschijnen CD.
' Sweet Devil' dat nu het nét verschenen Eepeetje 'Novae' mag aansteken
hoorden we toen ook en dat doet direct terug denken aan toen . Dat heeft
alles met sfeer te maken, hier bijvoorbeeld de zacht funky one, die je
meesleept in mooie harmonische muzikaliteit. Niet echt te verbazen als
je merkt met welke klassebakken Ingrid zich telkens weer weet te
omringen. We hielden altijd al van trompettist JP Estiévenart die zich
dit jaar ook weer in vele gezelschappen positief liet opmerken. De
ritmetandem met Lara Rosseel aan de bas en 'zachte' Lionel Beuvens aan
de drums, da's een bekende die al enkele jaren meedraait in dit
gezelschap en dat bijzonder subtiel doet. In Mechelen kweet drummer
Jelle Van Giel zich trouwens toen ook uitstekend van die taak maar da's
ook een jongen die je in 't oog moet houden, doorbrekend talent ! Koen
Geudens aan piano is de jongste in het gezelschap, niet opvallend
aanwezig, moet ook niet in dit Ruby verhaal ,maar wel beheerst en to the
point meespelend in het geheel dat draait rond de composities van
Ingrid. Zo werd deze 'Sweet Devil' toen opgedragen aan haar man en dat
is terecht een mooie popdeun, vind ik trouwens zelf beter aanslaan dan
de eerste single 'Armor', die wat verder volgt. Eerst krijgen we echter
nog een paar andere liedjes. Het mooie 'Puppeteer' bijvoorbeeld , ook
opgenomen op de Luikse,Waalse compilatie 'Jazz World ' van dit najaar,
dat vervolgt in een dromerige atmosfeer. Daar zorgen de bas van
Lara en het cymbaalwerk van Lionel dan weer voor en JP Estiévenart
weet daarbij fijntjes de vocalen van Ingrid te onderlijnen. Persoonlijk
val ik echter vooral op het meer uptempo New Orleanse van 'Homeland' dat
ook breder instrumentaal ingevuld werd met een aantal uit de bijkomende
guestblazers : Marjan Van Rompaey, Bart Borremans, Vincent Brijs, Dree
Peremans. Lekker jazzy ook met die gedempte trompet van JP en het
scatten van Ingrid zelve ! Die gedempte 'Miles' trompet komt ook weer
voor in het tragere, wat sensuele 'Armor', de eerste singel dus, wat
trager verhalend maar ook nooit echt uitgesponnen, àlle stukken spelen
trouwens haast allen onder de 4 minuten lijn en da's mooi ook zo want
soms dreinen (gezongen) songs te lang door. Hier vormen die songs echter
een strak gehouden geheel zonder dat je daarbij het gevoel hebt dat ze
'ingebonden' werden ook. Afsluiter 'Shy one' is er ook zo ééntje, een
wat snellere ballade die dromerig wordt en mede door het fijne stemmetje
van Ingrid daarbij mee opgenomen wordt in de Ruby wereld, een wat
sprookjesachtige omgeving die mij wat doet denken aan een Alice in
Wonderland verhaal...Een mooi, verzorgd EePeetje is het geworden ,
schattig, charmant zonder teveel zoetigheid ! Wedden dat je d'er ook
voor valt?...
|
Winus
|
|
|
|
|
|
Gratitude Trio
Alive
2015
|
|
|
|
ENR036
|
|
Louis Favre - drums
Jeroen Van Herzeele - tenor saxophone Alfred
Vilayleck - electric bass |
Marc Van den Hoof had het dit jaar op Middelheim na
het eerste concert met Jason Moran over continuïteit en discontinuïteit
in de muziek. Hij noemde Monk een meester van het discontinue en
plaatste daartegenover John Coltrane als voorbeeld van muziek in een
continuüm. Onder meer in dat opzicht toont Van Herzeele zich hier met
Gratitude Trio een volgeling van Coltrane. In elk nummer domineert een
voorwaartse flow. Die flow is daarom geen waterval van ideeën die elkaar
in snel tempo opvolgen, al is dat niet uitgesloten. In het heel dansbare
nummer 'Nicolette' gebeurt dat in een funky groove die wordt herhaald en
op weinig meer dan een vierkante meter voortdanst. 'Boubou' ontwikkelt
eerst traag en bedachtzaam een logische, quasi rechtlijnige vooruitgang
en daar culmineert een soort van blues in een intensiteit die wel in een
snelle opeenvolging van vurige noten uitbarst. Dan kan je denken aan de
sheet of music van Coltrane en aan de intensiteit die zijn muziek zo
typeert. En dan hebben we het nog niet over zin voor religiositeit
gehad, of over liefde. Aan 'A Love Supreme' droegen Joe Lovano en Chris
Potter hun concert op Jazz Middelheim op. Op de hoes van deze cd ligt
tussen herfstbladeren een hoogzwangere vrouw, met de handen rond haar
buik. Het laatste deel van 'A Love Supreme' heet 'Psalm'. Het eerste
nummer op deze cd heet ook 'Psalm' - let wel, een compositie van Van
Herzeele. Dat nummer staat ook op 'DaMo' van Jeroen Van Herzeele Quartet
met Fabian Fiorini aan de piano. Die ging loos met dat gebed, terwijl de
saxofonist het hier helemaal zelf leest. De invloed van een groot
voorbeeld beletten niet dat Gratitude Trio zich laat genieten zonder
aldoor aan Coltrane te denken. De bezetting in trio helpt daar veel aan.
Er is geen pianist of een tweede blazer, het is puur Van Heerzeele met
een ritmesectie die bijna maakt dat het lijkt of je naar een
rockoptreden luistert. Daar zit de elektrische bas van Alfred Vilaleyck
voor iets tussen. Daar helpen ook de blues- en funkinvloeden en een
aanpak die soms erg rechttoe rechtaan is. Maar het blijft toch echt wel
jazz en je krijgt flink wat variatie. 'Cri' is een langzame elegie,
'Gifle 2' een uitbarsting van freejazz en haastig uitfreaken. Het zijn
twee stukken die er wat uitspringen, tussen de langere nummers waarin
Van Herzeele zijn zin doet en zijn ding. Hier en daar doet het denken
aan een Jon Irabagon, bijvoorbeeld op diens 'Foxy', een man met zijn sax
die zich met behulp van een drummer en een bassist lekker laat gaan.
Gemist of niet op Jazz Middelheim, dit najaar nog her en der te
beleven, check de agenda op hun website! |
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Linus
Linus + Skarbo / Leroux
2015
|
|
|
|
ENR034
|
|
Ruben Machtelinckx - banjo, guitar, acoustic
baritone guitar
Thomas Jillings - tenor & C-melody saxophone, alto clarinet,
synthesizers
Frederik Leroux - banjo, guitar, baritone guitar
Øyvind Skarbø - drums, hammond organ
|
Linus als Machtelinckx en Jillings met zijn
twee was een welgekomen ontdekking. Hun muziek kwam enigszins over als
sigarettenrook die zich duidelijk aftekent, maar heel snel oplost. Hun
eersteling was een heel fijne cd, met nummers die in al hun soberheid
ook live de aandacht wisten vast te houden. Na hun set in De Singer,
voor Kaja Draksler aan de hare begon, kon ik mij zelf niet inbeelden dat
na de pauze een tweede set van Linus even goed zou aanslaan. Je had toen
tijdens hun set een speld kunnen horen vallen en toch, de magie scheen
zo broos, zo vluchtig. Deze uitgepuurde muziek, bijna zo licht en dun
als nevel, drijft op een mysterieuze, uiterst rustige kracht.
Linus met de versterking van een tweede gitarist en een drummer brouwt
verder op het recept van Linus met twee. Linus met zijn vieren staat
voor verder borduren met meer klankkleuren terwijl de kern dezelfde is
gebleven. Niet enkel de toevoeging van een tweede gitaar en van drums
zorgen voor een breder pallet. Machtelinckx en Jillings halen zelf ook
extra instrumenten boven.
Omdat de kleurenrijkdom groter is en
de samenhang heel sterk komt het viertal al van bij het begin van de
plaat heel overtuigend over. Aan een heel rustig tempo gebeurt hier toch
heel wat. De korte intro 'Vaag' speelt met elektronica die als een
vreemde ruis de oren doet spitsen en meteen zorgt voor een aparte
gewaarwording. Plots is die elektronica daar, plots is ze ook weer weg.
Een tweede element dat gauw opvalt is de aanwezigheid van banjo's. Met
'Down' is het al prijs. Leek het even of 'Vaag' opgenomen was op een
verre planeet, de banjo lijkt je mee te voeren naar een denkbeeldige
uithoek in de Far West, één waar creatief wordt omgesprongen met
repetitief getokkel. In het rustige 'Down' duikt heel even een
versnelling op, die ahw voor snel uitdijende cirkels zorgt, maar niet
voor lang.
De meeste nummers op deze plaat zijn vrij repetitief,
maar kennen gestage, vastbesloten ontwikkelingen. Ondanks duidelijke
verschillen in de instrumentatie komt Linus hier in de buurt van de
albums 'Faerge' en 'Flock' van het project van gitarist Machtelinckx met
Joachim Badenhorst, Hilmar Jensson en Nathan Wouters. Er straalt een
filmische sfeer van af, alsof de muzikanten in landschappen zitten en
staan, in de vrije natuur. Alsof ze zonder woorden poëzie debiteren in
taferelen waarin langzaam enkele elementen bewegen. Onmiskenbaar zit er
een heel Westers aspect aan. Met de banjo's van Machtelinckx en Leroux
kan je niet nalaten te denken aan die goede oude USA. Door de rustige
ontwikkeling van ideeën lijkt de muziek dan weer geïnspireerd door
Oosterse filosofie. De kalmte en de overtuiging die hier weerklinken en
vooral op langzame ritmes drijven, stralen een bijzonder gevoel voor
evenwicht uit. Tegelijk is dit muziek waarbij het fijn ontspannen is én
luistermuziek die fascineert. Na enkele luisterbeurten kunnen sommige
stukken dan ook al heel vertrouwd aandoen en een warm gevoel van
herkenning opwekken, zoals 'Woodstock' dat makkelijk te vinden is op
youtube. Echt een album dat de aanschaf waard is, zo kan je ook
horen hoe geweldig Christophe Albertijn de opname heeft verzorgd. |
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Edward Perraud
Synaesthetic Trip 02, Beyond The Predictable Touch
2015
|
|
|
|
OUT657
|
|
Edward Perraud, drums, percussie,elektronica; Benoit Delbecq, piano,
elektronica; Bart Maris, trompet, bugel, elektronica; Arnault Cuisinier,
contrabas, effecten + Daniël Erdmann, tenorsaxofoon + Thomas De
Pourquery, altsax
Bij een eerste beluistering verrast deze cd om meer dan één reden. Zo is
er het verloop dat vanuit een bijzondere elegantie vertrekt om dan
meerdere richtingen in te slaan. Vaak lijkt de structuur en het
arrangement van heel groot belang, andere keren net de spontaniteit en
de vrijheid. Zo groeit gaandeweg de rijkdom in de variatie. Verder
verrast ook de duur van de cd. Het lijkt bijna of er geen eind aan zal
komen. En dan gebeurt weer iets onverwacht. In de laatste nummers
verlaat de muziek de vnl akoestische aanpak en lijkt het wel of de
muzikanten je meenemen naar een lounge bar of uitgaansbuurt. Deze cd
kan je dan ook beluisteren als de muzikale neerslag van een dag in het
leven van Edward Perraud, in het gezelschap van de leden van zijn
kwartet. Zij vinden in die ene dag dan ook nog twee saxofonisten op hun
weg en die spelen graag een eindje mee. Bij de uiterst elegante
stukken hoort zeker opener 'Entrailles' dat beelden kan oproepen van een
wandeling door een park bij een oude villa, waar dauwdruppels op het
gras liggen en je langs fijne standbeelden gaat. Een beetje verder
getuigt 'Nun komm' op een lome manier van rust en sierlijke lijnen. En
daarna is er bijv nog 'Mal pour un bien' dat doet denken aan 'It Ain't
Necessarily So', maar er vrijelijk van weg speelt. Of 'Touch' dat aan de
standard 'Summertime' lijkt te refereren. De elegantie op deze cd
krijgt vaak een handige draai mee, die niet hoeft af te schrikken. Hier
en daar gaat het wel eens een grillige kant uit, maar vaker mag je het
houden op een niet echt scherpe bocht, een echt niet zo ver gezochte
zijweg. Een enkele keer gaat het de omgekeerde weg. 'Te koop, te huur'
steekt bijv van wal als vrije improvisatie, met eerst Bart Maris op het
voorplan. Er komt een citaat uit beroemde klassieke muziek langs en de
spanning tussen onvoorspelbaar en herkenbaar krijgt een leuk, speelse
cachet. De groep komt dan toch met structuur aanzetten en gaandeweg
klinkt Arnault Cuisinier op contrabas zwaar en sterk op de voorgrond
door. Hij is ook op andere nummers meermaals prominent aanwezig met
warme, donkere noten. Hij zorgt er op verschillende stukken mee voor dat
een nummer gaat swingen. Het is trouwens opvallend hoe drummer en
bandleider Edward Perraud zich een vaak onopvallende rol aanmeet. Toch
is hij onmiskenbaar aanwezig en terwijl zijn percussieve bijdragen niet
van de meest vanzelfsprekende inslag zijn, springt hij nergens nodeloos
uit de band. Bij de nummers waarbij de saxofonisten opduiken, is
zeker 'Lascia fare mi' de moeite waard. Behalve een zuiderse titel
brengt dat ook warme sfeer mee die niet zou misstaan op een zomers
jazzfestival. Het komt traag op gang en gaat fijntjes over verschillende
snelheden, laveert tussen typisch vrij en vrij klassiek. Pianist Delbecq
duwt het een toegankelijke kant uit terwijl wordt versneld, waarna de
groep opnieuw vertraagt en de muziek bijzonder mooi wordt. Stilaan
mag duidelijk worden dat 'Beyond The Predictable Touch' zijn titel
waarmaakt. Ongehaast bouwen de muzikanten spanningsbogen op die
geraffineerd elegantie en spontaniteit combineren. Zo blijft de cd
fascineren. Net als je je kan gaan afvragen hoe lang ze dat kunnen
volhouden, veranderen de muzikanten hun aanpak grondig. 'Sad Time'
kondigt dat subtiel aan. Nog voordat de elektronica erin opduikt, voel
je de uitgesproken nood om ahw te veranderen van omgeving. Toch even!
Daarna belanden we bij 'Captain Universe' en, om af te sluiten,
'Democrazy'. Bij 'Captain Universe' blijft de elektronica alweer
achterwege. Daar gaat de muziek een melancholische, statige toer op die
glorieuze proporties aanneemt en dan in verval uitmondt. Dat krijgt dan
nog een fijne epiloog. Nog is dan de cd niet op. Wie ooit in Gent
woonde toen de club 'Democrazy' nog in de Reinaertstraat zat, kan zich
herinneren hoe daar optredens in uiteenlopende genres passeerden.
Nirvana kwam daar ooit optreden. En enkele jaren later kwamen nieuwe
elektronische genres op. Met als gevolg ook lounge bars. 'Democrazy'
past bij dat fenomeen. Een plek om nog even te chillen, wat
herinneringen te verwerken, een laatste glas te drinken en de dag in de
nachtrust over te laten gaan. Smooth.
Danny De Bock
|
|
|
|
|
|
Pascal Schumacher
Left Tokyo Right
2015
|
|
|
|
Laborie Jazz 34 |
|
Pascal Schumacher: vibraphone & glockenspiel - Franz Von Chossy:
piano & fender rhodes - Jens Duppe: drums & nambu-Tekki - Pol
Belardi: bass - Magic Malik: Flute & Voice - Sylvain Rifflet:
saxophone & clarinet - Aliénor Mancip: Harp - Verneri Pohjola:
trumpet & flugelhorn
Lang geleden gezien, lang niet meer gehoord maar wegens ervaring uit het
verleden absoluut overtuigd door 's
mans talent schuif ik 'Left Tokyo Right' in de player waarna piano en/of
vibrafoon gelijkmatig opgaan of zijpaden volgen in 'Nambu-Tekki' maar waar
eigenlijk
voornamelijk het thema gevolgd wordt. Meteen blijkt daarbij ook mijn (over)
gevoeligheid van mijn kapotte gehoor voor de vibrafoonklanken dat mij al gauw
op de proef stelt. Toch ook niet meteen een te onthouden nummer...Door
toevoeging van de Franse welbekende fluitist 'Magic' Malik Mezzadri, welbekend in
jazzmiddens, o.a. bij ons als sideman bij Aka moon e.v.a. wordt 'Sakura San' dan absoluut beter. Improvisatie en het
betere drum en baswerk verfijnen het klankbeeld, geven stuwing ook en
wanneer Verneri Pohjola aan de trompet komt wordt je aandachtig in dit wat
voortbouwende tempo op de vorige track. Toch blijkt al meteen weer de wat
simplistische lijn die ook verder doorgetrokken wordt in 'Ichigaya' alwaar
Sylvain Rifflet aan sax in korte bochten tussendoor gaat. Het blijft echter ook hier
bij een
regenbuitje aan muzikale klanken dat uiteindelijk uitmondt in
gedruppel...Helaas totnogtoe niks écht boeiends gehoord moet ik zeggen... 'Lilia' van de
Braziliaanse Milton Nascimento (de beste versie is die met Wayne Shorter
uit 1990 !) is aangepast verstillend en de Braziliaanse feel is hier bijna
helemaal uit, al kan je't niet helemaal wegdenken ook. Eén van de beste
tracks op deze CD als je't mij vraagt want de vibrafoon is heel
genietelijk en ook : hupsekee ! punten er hier weer bij voor de volgende mooie bijdrage
van Magic Malik op fluit. 'Left Tokyo Right' , de titelsong die verwijst
naar de twee contrasterende regio's in Tokyo is een modernere popdeun die
weliswaar een punt maakt al ga ik ook hier niet te bewierrokend hoog van de toren blazen.
Fade out en al vergeten, sorry...Dramatiek is er aan het begin van 'Decoy' ,
gekleurd door de donkere pianoklanken van Franz Van Chossy,
tijdwegtikkende percussie ook en een vibrafoon die de eindeloosheid
onderstreept, de piano vervolgens op zijn beurt een stadse drukte?
Tijdloosheid of ben ik weggelokt, afgeleid, decoyed ? Het overbekende 'Mery
Christmas, Mr. Lawrence', geschreven door hoofdrolspeler Ryuichi Sakamoto uit
de gelijknamige film uit 1983 met o.a. David Bowie krijgt hier een lauwe,
korte versie van de band, weliswaar wel dramatisch opgebouwd maar helaas
niet voorzien van de nodige tijdsstructuur om dit degelijk uit en af te
bouwen ook. Meer tijd gaat er zitten in ' Wabi-Sabi' dat zich wat
elektronisch ontwikkelt ook maar weer ziijn het de lijnen van fluitist Magic
Malik die de boel een beetje uit de verveling moet redden. Gelukkig wordt er dan
afgesloten met het vrolijkere en levendige ''Matcha Desire', een geslaagde
finale ,een frisse, knapperige vrucht op een geheel van té platte
vruchtenmélange. Helaas moet ik dus besluiten en da's natuurlijk alweer zeer
persoonlijk : te weinig boeiend, zelfs vermoeiend...
Winus
|
|
|
|
|
Christoph Irniger - Pilgrim
Italian Circus Story
2015
|
|
|
|
Intakt CD 238 |
|
Christoph Irniger, ts - Stefan Aeby, p -
Dave Gisler, g - Raffaele Bossard, b - Michi Stulz, dr
De kleine tour die de Zwitsers de bergen afrukte en ze naar die paar
jazztempels in de Lage Landen bracht zit er weer op, al heb je in Maart
nogmaals de kans om ze mee te maken, op 26/03 welbepaald, in het Jazzstation
te Brussel. Wat ze hier achterlieten was de 2e CD van het vijftal met 7
composities van de leider , de saxofonist Christoph Irniger, de 'Italian
Circus Story' CD die ze hier kwamen voorstellen en, ongeacht de wat
zware indruk dat er soms blijft hangen, mag die d'er best wezen. Zo komt 'Jake the
Snake' dan wel wat dreigend aanrollen maar die gaat wel statig verder als
een zelfbewust krijger, onverschrokken en aangemoedigd door het 'voetvolk' .
Het is allemaal erg sferisch, wordt doorspekt met gitaarlicks, aangestreken
bas (Raffaele Bossard) en percussiedrumwerk (Michi Stulz) en dan kan het een
stotterend verhaal worden zoals in 'Man Like' dat afgeremd wordt door Stefan
Aeby op piano om dan samen met Christoph te besluiten. Die piano gaat
inderdaad ook wel in
mooie lijnen zoals bij het begin van titelstuk ''An Italian Circus Story'
dat zich verder ontwikkelt in sferen op de gitaar die bijwijlen, door
effecten, heel 'elektronisch' wordt. Een erg actieve ritmesectie zit daarbij voor
een monotone saxpartij en naar het midden van het stuk toe gaat alles wat
stilvallen dan...Die sax blijft echter rustig verder vertellen, sleept om zo
te zeggen de boel terug in gang en het verhaal ontwikkelt zich daarna wat
dramatisch, barst in plechtigheid uiteen en nijgt mij wat te veel naar
bombast , toch wordt er aardig besloten. Niettemin vind ik 'Back in the
Game' dan aardiger. Hier wordt er traag ingezet door de piano die ook na het
bijvallen van de sax mooi mag verder schrijden, weer een beetje plechtig dus
maar voor mij één van de beste nummers op de plaat.
Want 'Entering the Concert Hall' gebeurt weer heel schokkerig, met
dramatische piano-aanslagen, ratata drums, hoekige bewegingen en je
volledige aandacht opeisend. Te vermelden is toch weer dat zeer sferische
gitaarwerk van Dave Gisler, snel en uitermate passend in die groepssound.
Desalniettemin een
wat vermoeiend nummer en ook 'Mondays' schept niet echt rust, heeft wel soms
de neiging om in een 'klassiekere' plooi te vallen maar doet dat niettemin niet.
Hier heeft de bas van Raffaele Bossard het voor het zeggen waarna de song zich langs
valleien laat wegdijen om uit te monden in de wat filmische lyriek van 'Body
Dope' waar het licht na de duisternis schijnt, een herbronnen met een
sprankelende Stefan aan de toetsen en Christoph beaamt, ...een mooie finale van
deze suite is het, een 'Italian Circus Story' die je aandacht verdient, het weze
gezegd !
Winus
|
|